Bijdrage Voorjaarsnota 2014
Bijdrage Voorjaarsnota 2014 tijdens de Provinciale Statenvergadering 7 juli 2014.
Van der Steeg:
"Mijnheer de voorzitter, dit is de laatste voorjaarsnota van deze termijn. Door het meerjarenperspectief is deze als het ware ook te beschouwen als een beleidsnalatenschap van het huidige college. Hoe wil het college ons de toekomst insturen? Op zich kan de Partij voor de Dieren wel een positieve grondhouding hierover hebben. Als we de 3 populaire p’s er eens bij pakken, people, planet en profit, hoewel wij liever spreken van planet, people en profit, want zonder planet geen people en zonder people geen profit, dan zien we best wel de goede intenties van dit college.
Voorzitter, ik zou mij derhalve willen beperken tot enige punten die ons zijn opgevallen. Waar wij grote twijfel bij hebben is de ombuiging ten nadele van natuurbeheer. De vraag die deze versobering oproept is wat de betekenis is voor het Akkoord van Utrecht. Wij zouden derhalve enige vragen hierover willen stellen. Bij de totstandkoming van het Akkoord is duidelijk gekozen voor overlegstructuur met een aantal relevante partners. In hoeverre zijn deze partners ook in overleg betrokken bij deze versobering? In de Voorjaarsnota staat al enigszins aangegeven dat de ambitie gehandhaafd blijft, maar ik kan mij ook vinden in de vragen van de SP, die verduidelijking vraagt middels een amendement, want het staat er niet erg helder. De vraag die wij hierbij hebben betreft de realistie. Tot hoever na 2027 gaat deze doorlopen, is dat 2028 of moeten we bijvoorbeeld meer richting 2047 denken?
Voorzitter, waar we in het algemeen niet gelukkig van worden, is het automatisme om aan afschot te denken als het gaat om dieren en de verwachting dat er eventueel schade zou kunnen optreden. De gedeputeerde heeft het zelf al eens gezegd in relatie tot ganzen. Eerst reduceren, dan pas gaan we denken aan preventie en alternatieven. Daarom waren we wel blij met het antwoord van de gedeputeerde op onze artikel 47 vragen met betrekking tot de ganzen in Bunschoten, waar ontheffing was afgegeven om deze dieren te onthoofden, dan wel een neksteek te geven. Er gaat preventief overleg plaatsvinden om te voorkomen dat er in de toekomst ontheffing afgegeven moet worden. Misschien een ongelukkige woordkeus, maar maar dat is de juiste insteek. Later in mijn bijdrage zal ik hier nog op terugkomen.
Wat ook een opvallend punt is, is de integrale aanpak van kantorenleegstand. De voortvarendheid waarmee gedeputeerde Van Lunteren, het college, deze problematiek tegemoet treedt, verdient een compliment.
Waar wij nog wel een opgave zien, is bij de bewaking van het proces dat onze PRS/PRV ook daadwerkelijk zijn implementatie vindt in de gemeentelijke bestemmingsplannen. De casus van de varkensstal in Doorn laat namelijk zien, dat dat kennelijk nog niet overal het geval is. Misschien kan de gedeputeerde aangeven hoe het met dit proces gesteld is? Is Doorn uitzondering of is er nog een slag te maken op dit gebied? De provincie hanteert een overgangstermijn van 2 jaar. Dat betekent dat de tijd wel wat gaat dringen, om te voorkomen dat we achter de feiten aan blijven lopen.
Voorzitter, we zijn verheugd dat de Vogelopvang Utrecht ondersteuning gaat krijgen van de provincie. De opvang van wilde dieren is een maatschappelijk probleem. Ondersteuning past bij een zorgplicht en de gedecentraliseerde taken op natuurgebied. Complimenten onzerzijds aan gedeputeerde Krol voor de manier waarop hij dit onderwerp heeft opgepakt.
Voorzitter, De Partij voor de Dieren is een partij die opkomt voor de belangen van alle levensvormen op aarde. De mens is onderdeel van het aardse ecosysteem, maar door zijn mentale ontwikkeling is hij in staat om zijn eigen belangen ten koste van andere levensvormen intensiever en grootschaliger te behartigen dan welk ander levend wezen dan ook. Het is onacceptabel wanneer de mens de natuur zo intensief exploiteert dat dit ten koste gaat van andere levensvormen, waardoor uiteindelijk het ecosysteem, waarvan de mens zelf onderdeel is, wordt ontwricht en schade ondervindt. Het is daarom van groot belang dat de mens bij zijn (economische) activiteiten zichzelf ecologische beperkingen oplegt.
Vanuit deze gedachte heeft de Partij voor de Dieren Zuid-Holland de Rijksuniversiteit Groningen onderzoek laten doen naar de economische aspecten van het Faunafonds. Wetenschappers van deze universiteit hebben onderzoek gedaan naar de efficiëntie en effectiviteit van het huidige Faunafonds.
Door het bestuursakkoord natuur zijn de provincies per 1 januari 2013 financieel verantwoordelijk geworden voor de schadeuitkeringen en per 1 januari 2014 voor het personeel. De beleidsmatige verantwoordelijkheid voor het Faunafonds komt naar de provincie met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet natuurbescherming. Tot die tijd heeft het Rijk nog de formele beleidsverantwoordelijkheid, maar voor de provincies is het wel zaak om hierop te anticiperen. Omdat de schadeuitkeringen van het Faunafonds tot nu toe een open einde karakter hadden, is afgesproken bij de decentralisatie dit open einde ‘dicht te schroeien’, zodat de provincie de tegemoetkomingen in faunaschades beter beheersbaar krijgen. Dit betekent dat gewerkt gaat worden met een vast budget, waarbinnen de dekking voor de afwikkeling van schadeclaims moet worden gevonden. Het budget voor onze provincie bestaat uit 951.000 euro op jaarbasis. Uit het voorgaande blijkt dus dat kostenreductie door het voorkomen van schade noodzakelijk is.
De conclusie van de Rijksuniversiteit Groningen luidt dat het Faunafonds inefficiënt is, omdat er geen rekening wordt gehouden met de maatschappelijke baten van in het wild levende dieren. Het Faunafonds keert in opdracht van de provincies vergoedingen uit aan landbouwers voor schade die in het wild levende dieren veroorzaken, maar een integrale maatschappelijke kosten-baten afweging ontbreekt vooralsnog in het Nederlandse systeem. Het beleid zou volgens de onderzoekers meer gericht moeten zijn op het voorkómen van schade van in het wild levende dieren aan de landbouw. De economen pleiten in hun rapport ‘De economische aspecten van het Faunafonds in Nederland’ voor structurele oplossingen in plaats van symptoombestrijding op korte termijn.
De huidige schaderegeling is als het ware een compensatie aan de landbouw voor het feit dat er beperkt gejaagd mag worden op beschermde diersoorten. In principe betaalt de maatschappij de landbouw dus niet alleen voor het feit dat er soms schade optreedt, maar ook voor het feit dat we dieren in leven laten. Volgens de onderzoekers is gedeeltelijke vergoeding van de faunaschade aan de landbouw het meest optimaal. Je kan namelijk op een ander bestrijdingsniveau uitkomen, wanneer je niet alleen de kosten en baten van de sector zelf in ogenschouw neemt, maar wanneer ook rekening wordt gehouden met de schade die daardoor aan de natuur wordt toegebracht. Door gedeeltelijke schadecompensatie ontstaat een aansporing om preventieve maatregelen te nemen. Ook ontstaat een positieve houding tegenover in het wild levende dieren.
Verder wijzen de onderzoekers op de mogelijkheid om schade-uitkering afhankelijk te maken van het aantal in het wild levende dieren in plaats van de incidentele schade, zoals in Zweden gebeurt. Dit leidt in Zweden tot een betere bescherming van het aantal dieren. Het ziou interessant zijn om deze mogelijkheid nader onderzocht te zien.
Voorzitter, ik vraag uw toestemming om het rapport aan te bieden aan gedeputeerde Krol als portefeuillehouder. De vraag die ik hierbij heb aan de heer Krol is of hij er kennis van wil nemen en of hij op een later tijdstip wil reageren op de aanbevelingen uit het rapport. Het zou mooi zijn als hij dat zou willen doen voor het einde van het reces, omdat we het dan eventueel mee kunnen nemen in de behandeling van de nieuwe Beleidsnota Flora- en faunawet.
Tenslotte voorzitter, zou ik willen eindigen met een gedicht:
In dierenogen valt hetzelfde licht
als in het oog van mensen.
Het levende schept adem uit één bron,
vangt vanaf de eerste kreet
tot aan de laatste huivering dezelfde zon.
Denkenden gaan met dieren
onder dezelfde hemel
dezelfde einder tegemoet,
door één verlangen voortgedreven:
leven
Ik dank u wel."
Interessant voor jou
Bijdrage Opheffing recreatieschap Utrechtse Heuvelrug, Vallei- en Kromme Rijngebied
Lees verderBijdrage huis-aan-huisblad
Lees verder