Amendement nieuwvestiging agrarische bedrijven
Provinciale Staten van Utrecht in vergadering bijeen op 21 september 2009,
ter behandeling van de Provinciale ruimtelijke verordening.
Besluiten:
1. In de verordening toe te voegen artikel 4.14.1 lid 2:
Een bestemmingsplan kan geen bestemmingen en regels bevatten die toestaan dat land- en tuinbouwbedrijven zich nieuw vestigen.
2. In de verordening toe te voegen artikel 4.14.1 lid 3:
In afwijking van het bepaalde in het tweede lid kunnen gedeputeerde staten een ontheffing verlenen voor nieuwvestiging van land- en tuinbouwbedrijven onder de voorwaarden dat:
a. Het een verplaatsing van het bedrijf betreft en een duidelijk aantoonbare meerwaarde wordt gerealiseerd voor (de omgeving van) het te verlaten perceel van het bedrijf;
b. de meerwaarde bestaat uit het realiseren van een doelmatigere agrarische bedrijfsvoering of het reduceren van ammoniakbelasting op een zuurgevoelig gebied of een gewenste functieverandering van de huidige percelen van het bedrijf;
c. indien het een intensieve veehouderij betreft, de nieuwvestiging plaatsvindt in het Landbouw Ontwikkelings Gebied waarbij maximaal gebruik van bestaande locaties voorop staat.
Toelichting:
Het Streekplan bevat de volgende beleidsuitspraak: “Wij staan zeer terughoudend tegenover nieuwvestiging land- en tuinbouwbedrijven en werken hieraan alleen mee bij een duidelijk aantoonbare meerwaarde.” (pg. 94). Deze beleidsuitspraak is niet vertaald naar de Provinciale ruimtelijke verordening ondanks het feit dat een beleidsneutrale omzetting van het Streekplan is afgesproken. Het hiervoor aangedragen argument behelst, dat de beleidsuitspraak algemeen geformuleerd is en niet te vangen is in objectieve criteria. De term “terughoudend” lijkt een weinig concrete uitspraak, maar uit de tweede helft van de zin blijkt precies wat hiermee bedoeld wordt: nieuwvestiging is enkel toegestaan bij een aantoonbare meerwaarde. De “duidelijk aantoonbare meerwaarde” staat vervolgens toegelicht in het Streekplan: “Aan het verplaatsen van een bedrijf werken wij onder voorwaarden wel zoveel mogelijk mee als die verplaatsing nodig is voor bijvoorbeeld een doelmatige agrarische bedrijfsvoering, voor het reduceren van ammoniakbelasting op een zuurgevoelig gebied of voor een gewenste functieverandering van de huidige percelen van het bedrijf.”. Eveneens staat een toelichting op de beleidsuitspraak in het servicedeel van de Handleiding bestemmingsplannen 2006, waaruit duidelijk wordt dat nieuwvestiging enkel is toegestaan, indien het een verplaatsing betreft die een meerwaarde oplevert. Hierbij wordt verwezen naar de in het Streekplan genoemde situaties waarin aan verplaatsing kan worden meegewerkt.
Veel andere beleidsuitspraken zijn minder concreet en toch vertaald naar de verordening (1) . Het zou dan ook zeer onlogisch zijn om juist deze beleidsuitspraak, die helder en objectief gespecificeerd is in het Streekplan, niet over te nemen in de verordening.
W.A. Bodewitz, Partij voor de Dieren
J. Versteeg, D66
(1) Zie bijvoorbeeld beleidsuitspraak uit Streekplan: “In de gebieden met de aanduiding ‘veiligstellen’ willen we vanuit cultuurhistorie gezien grootschalige transformaties voorkomen. Het veranderen van beeld en karakteristiek is in principe niet gewenst, tenzij aantoonbaar is dat de draagkracht van de cultuurhistorische samenhang niet in het geding is.” Deze is in de verordening opgenomen als: “Ruimtelijke ontwikkelingen die voorzien in grootschalige veranderingen in een gebied dat is aangeduid als ‘Veiligstellen cultuurhistorische hoofdstructuur’ zijn alleen toegestaan als in de toelichting op een bestemmingsplan wordt aangetoond dat er geen reëel alternatief is voor deze ruimtelijke ontwikkelingen op deze locatie en de gekozen oplossing de cultuurhistorische hoofdstructuur zo min mogelijk aantast.”
Status
Voor
D66, PvdD
Tegen
CDA, VVD, PvdA, CU, SGPLees onze andere moties
Motie omschakeling intensieve veehouderij
Lees verderAmendement commerciële helihavens
Lees verder