Vragen over ontheffing doden grauwe gans
Indiendatum: apr. 2007
Graag wil de Partij voor de Dieren enkele schriftelijke vragen stellen naar aanleiding van een bericht over de ontheffing voor het doden van de grauwe gans. In het onderstaande zijn de vragen geformuleerd en toegelicht. Bij voorbaat dank voor het verstrekken van antwoorden op onze vragen.
Geacht college van gedeputeerde staten,
Toelichting
Recentelijk is ontheffing verleend voor het doden met het geweer van de beschermde diersoort grauwe gans en voor het rapen en schudden van eieren, ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen.
De ontheffing nr. 2007REG000529i is verleend aan de Stichting Faunabeheereenheid Utrecht, Pb 870, 3900 AW Veenendaal, voor de periode 1 april 2007 tot 9 maart 2009.
Op 23 maart 2007 heeft minister Verburg van LNV een brief gestuurd naar de Tweede Kamer, waarin zij mededeling doet van haar besluit om de grauwe gans vooralsnog niet op de landelijke vrijstellingslijst te plaatsen, in afwachting van het advies van het Beleidskader Faunabeheer.
Naar aanleiding van het voorgaande, wil de fractie van de Partij voor de Dieren de volgende vragen stellen.
1) Is gedeputeerde staten bekend met de desbetreffende brief van minister Verburg?
2) Is gedeputeerde staten van mening dat de brief van minister Verburg aanleiding geeft tot intrekking van de bovenvermelde ontheffing voor het doden van grauwe ganzen, mede gelet op de vereisten van de Flora- en Faunawet?
3) Kan gedeputeerde staten verduidelijken waarom de ontheffing een dermate lange looptijd heeft, terwijl de ontheffing bedoeld is als preventieve maatregel en niet duidelijk is of er in de genoemde periode ook daadwerkelijk schade gaat ontstaan?
4) Heeft gedeputeerde staten, alvorens tot ontheffing voor het doden van de beschermde diersoort grauwe gans over te gaan, alternatieve preventiemethoden overwogen? Zo ja, welke methoden waren dat en waarom waren die naar de mening van gedeputeerde staten kennelijk niet toereikend?
5) Is gedeputeerde staten bereidwillig om ten aanzien van alternatieve methoden dan het doden van dieren, ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, advies in te winnen?
Namens de fractie van de Partij voor de Dieren en hoogachtend,
Wanda Bodewitz
Indiendatum:
apr. 2007
Antwoorddatum: 15 mei 2007
Beantwoording schriftelijke vragen ex artikel 47 van het Reglement van Orde Provincie Utrecht 1998, gesteld door drs W.A. Bodewitz (Partij van de Dieren) betreffende Ontheffing voor het doden van de beschermde diersoort grauwe gans
Toelichting
Recentelijk is ontheffing verleend voor het doden met het geweer van de beschermde diersoort grauwe gans en voor het rapen en schudden van eieren, ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen.
De ontheffing nr. 2007REG000529i is verleend aan de Stichting Faunabeheereenheid Utrecht, Pb 870, 3900 AW Veenendaal, voor de periode 1 april 2007 tot 9 maart 2009.
Op 23 maart 2007 heeft minister Verburg van LNV een brief gestuurd naar de Tweede Kamer, waarin zij mededeling doet van haar besluit om de grauwe gans vooralsnog niet op de landelijke vrijstellingslijst te plaatsen, in afwachting van het advies van het Beleidskader Faunabeheer.
Naar aanleiding van het voorgaande, wil de fractie van de Partij voor de Dieren de volgende vragen stellen.
1. Zijn gedeputeerde staten bekend met de desbetreffende brief van minister Verburg?
2. Zijn gedeputeerde staten van mening dat de brief van minister Verburg aanleiding geeft tot intrekking van de bovenvermelde ontheffing voor het doden van grauwe ganzen, mede gelet op de vereisten van de Flora- en Faunawet?
3. Kunnen gedeputeerde staten verduidelijken waarom de ontheffing een dermate lange looptijd heeft, terwijl de ontheffing bedoeld is als preventieve maatregel en niet duidelijk is of er in de genoemde periode ook daadwerkelijk schade gaat ontstaan?
4. Hebben gedeputeerde staten, alvorens tot ontheffing voor het doden van de beschermde diersoort grauwe gans over te gaan, alternatieve preventiemethoden overwogen? Zo ja, welke methoden waren dat en waarom waren die naar de mening van gedeputeerde staten kennelijk niet toereikend?
5. Zijn gedeputeerde staten bereidwillig om ten aanzien van alternatieve methoden dan het doden van dieren, ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, advies in te winnen?
Antwoorden:
1. Ja.
2. Nee, de betreffende ontheffing wordt op grond van artikel 68 Flora- en faunawet afgegeven ter voorkoming van (dreiging van) belangrijke schade door het terugdringen van de populatie-omvang op basis van het door ons goedgekeurde Faunabeheerplan Utrecht 2004-2008 en de daarbij behorende Appendix van 22 februari 2006, volgens de vereisten van de Flora- en faunawet en het nu geldende Beleidskader Faunabeheer. De brief van minister Verburg heeft betrekking op de overweging om de grauwe gans op de landelijke vrijstellingslijst te plaatsen conform artikel 65 van de Flora- en faunawet. Deze overweging staat los van de ontheffingverlening door de provincies volgens artikel 68.
3. De toename van de schade vertoont een relatie met de populatie-ontwikkeling van overzomerende ganzen. In het Faunabeheerplan staat een overzicht van de schadehistorie in de provincie en in de Appendix de meest recente gegevens. De schadecijfers laten sinds 1999 een forse stijging zien. Uit de gegevens van het SOVON en de jaarlijkse tellingen in de provincie Utrecht blijkt dat de groei van het aantal overzomerende ganzen nog niet ten einde is. Deels betreft het de groei van bestaande populaties en deels betreft het nieuwvestigingen. Op basis van de gegevens uit het Faunabeheerplan en de Appendix achten wij het gerechtvaardigd de ontheffing voor het doden van maximaal 2800 ganzen in 2007 en 2500 ganzen in 2008 voor een langere looptijd te verlenen. Het Faunabeheerplan heeft voldoende aangetoond dat grauwe ganzen belangrijke schade aan gewassen veroorzaken en dat heeft de noodzaak voor het terugbrengen van de populatie naar het niveau van 1998 ter voorkomen van schade voldoende onderbouwd.
4. Nee. Bij de ontheffing voor het doden van het aantal van maximaal 5300 grauwe ganzen is het doel om de populatie ganzen te brengen naar het niveau waarbij de schade beperkt is. Dit dient op een zo effectief mogelijke manier te geschieden. Dat betekent dat er geen alternatieven als verjaging gebruikt worden. Nadat het niveau bereikt is kan er evengoed nog (lokale) schadedreiging voorkomen. Op dat moment is verjaging een mogelijkheid en dienen alternatieve middelen ingezet te worden alvorens overgegaan wordt tot afschot. Overigens merken wij op dat het middel eieren schudden feitelijk ook een preventieve maatregel is.
5. Ja, dit gebeurt al. Indien hiertoe een verzoek wordt gedaan, geven wij advies hierover en of verwijzen wij door naar het Faunafonds. Het is de verantwoordelijkheid van de grondgebruiker om preventieve middelen aan te wenden.
Wilt u het Faunabeheerplan of andere provinciale regelingen met betrekking tot de Flora- en faunawet inzien dan verwijzen wij naar de provinciale website http://www.provincie-utrecht.nl, thema natuur en landschap, wet- en regelgeving, Flora en faunawet.
Gedeputeerde staten van Utrecht,
Voorzitter,
Secreataris,
Interessant voor jou
Vragen over evaluatie buurtbus 505
Lees verder