Bijdrage Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 en Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013
Bijdrage Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 en Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 tijdens de Provinciale Statenvergadering 4 februari 2013
Van der Steeg:
"Mijnheer de Voorzitter! Ik wil beginnen met de complimenten aan Gedeputeerde Staten. Wij denken dat wij een goed PRS-proces achter de rug hebben, waarin er ruimte was voor inspraak en eenieder zijn zegje kon doen. Zo waren bijvoorbeeld de hoorzittingen een meerwaarde te noemen. Dat dit wellicht niet heeft geleid tot een voor iedereen bevredigend resultaat, zal best wel, maar daarvoor is deze vergadering bedoeld: aan ons de taak om naar ieders behoefte de accenten te verleggen. Qua proces echter denk ik dat de weg zorgvuldig is geweest. Een woord van specifieke dank wil ik richten aan de heer Jonge Poerink en zijn PRS-team. Ik schat zomaar in dat de afgelopen tijd niet de meest ontspannen tijd voor hen is geweest. Ook wij hebben dankbaar gebruik gemaakt van de aanwezige expertise. Hierbij dus onze dank voor de technische ondersteuning. Er staan veel goede dingen in deze PRS. De duurzame intenties zijn zichtbaar. Het oog voor het landschap en de biodiversiteit komen in de PRS gelukkig naar voren; laat dat ook gezegd zijn. Voor ons blijft echter een struikelblok de toegestane ruimte voor de megastal. Het is een struikeling met een blokgrootte van zo'n 2,5 hectare. Zowel bij het coalitieakkoord als bij de landbouwvisie als bij de landbouwagenda hebben wij hieraan gerefereerd en ik hecht er waarde aan nogmaals aan te geven dat wij ons hierin niet kunnen vinden. Hoe je het wendt of keert, deze PRS maakt de komst van de megastal mogelijk. En ja, dat er ook gekeken wordt naar kwaliteit, is prima, maar als Staten hebben wij destijds een duidelijke, fysieke grens gesteld bij de unanieme aanname van het burgerinitiatief tegen megastallen. Dat was niet voor niks. Voor de PvdD is de megastal een uiting van een systeem waar wij van af willen in het belang van mens, dier en natuur. Ten aanzien van het kopje 'Biomassa' wil ik het volgende opmerken. In de PRS staat dat Gedeputeerde Staten energieopwekking uit biomassa wil stimuleren, mits de beschikbare biomassa zo duurzaam en efficiënt mogelijk wordt ingezet. Ik zou hieraan wat willen toevoegen. Daarbij moest ik denken aan de woorden van de heer Dercksen van de PVV, toen hij sprak over de paprika uit Peru. Hij had daarmee natuurlijk wel een punt, want je kunt je afvragen hoe duurzaam zo'n paprika nog is als die eerst over de halve wereld getransporteerd moet worden. Analoog hieraan is dat je je kunt afvragen hoe duurzaam geproduceerd de energie uit biomassa is als deze biomassa eerst ook van heinde en ver moet komen. Het opwekken van energie uit biomassa is dus niet altijd duurzaam te noemen. Er moet kritisch gekeken worden naar de herkomst. Voor vergisting van biomassareststromen zijn vaak grote installaties en opslagfaciliteiten nodig. Het verslepen van grote stromen biomassa over grote afstanden is allesbehalve duurzaam. Er zou zo veel mogelijk moeten worden gestreefd naar bronnen van regionale herkomst. In dit kader zou ik twee amendementen willen indienen.
(…)
Wij leven in een tijd, waarin sprake is van een tendens van toenemende antibioticaresistentie enerzijds en anderzijds van toenemende dierziekten die gevaarlijk zijn voor mensen. De kosten die hiermee gepaard kunnen gaan, rijzen de pan uit. Mag ik in herinnering roepen het onderzoek in opdracht van de provincie Noord-Brabant met betrekking tot de economische gevolgen van de uitbraak van de Q-koorts? Voor de jaren 2007 tot en met 2010 bedraagt de totale schade naar schatting € 161 à € 336 miljoen. De grootste schadepost is het verlies in kwaliteit van het leven van zieke mensen. Dit betekent dat de politiek verantwoordelijk met dit onderwerp moet omgaan, ook wat betreft de ruimtelijke ordening. De Gezondheidsraad heeft in zijn advies van 30 november 2012 laten weten dat er niet op wetenschappelijke gronden één landelijke veilige minimumafstand vast te stellen is tussen veehouderijen en woningen. De Gezondheidsraad zegt echter ook dat er duidelijke aanwijzingen zijn dat omwonenden kunnen worden blootgesteld aan micro-organismen en aan stoffen afkomstig van microorganismen. Deze microbiële componenten bevinden zich vooral in de grovere fractie van zogeheten fijnstof, een verzamelnaam voor deeltjes in de lucht met verschillende grootte, herkomst en chemische samenstelling. De deeltjescocktail rond veehouderijen is daarmee duidelijk anders samengesteld dan stedelijk fijnstof. Concentraties van bepaalde stofdeeltjes zullen over het algemeen afnemen met toenemende afstand tot een bedrijf en eveneens afhangen van de mate van emissie vanuit een bedrijf. Vandaar dat de Gezondheidsraad stelt dat gemeenten samen met de GGD en belanghebbenden lokaal beleid zouden moeten ontwikkelen met betrekking tot minimumafstanden."
Interessant voor jou
Bijdrage Voorjaarsnota 2012
Lees verderBijdrage Samenvoeging provincies Noord-Holland, Flevoland en Utrecht
Lees verder