Maiden­speech Jesseka Batteau


20 maart 2024

Het is misschien een beetje ongebruikelijk. Om een jaar na de Provinciale Statenverkiezingen een maidenspeech te houden. Maar dat bent u inmiddels van ons als fractie van de Partij voor de Dieren wel gewend, denk ik. Wij doen dingen soms graag anders. Verwoorden dingen net even anders, gebruiken andere termen, bevragen de geëigende paden en plaatsen kanttekeningen bij wat voor vanzelfsprekend doorgaat.

Het voordeel van op een later moment een maidenspeech houden is dat we collega’s zijn geworden. We kennen elkaars partijpolitieke standpunten, maar zijn ook meer vertrouwd met elkaars manieren van spreken. Er zijn politiek-overstijgende persoonlijke connecties, verrassende gedeelde interesses, vriendschappelijke uitwisselingen. En we vinden elkaar over en weer op specifieke onderwerpen. Het is dus mooi om een speech te houden voor mede-Statenleden die ik al wat beter ken, en die mij al een beetje kennen.

Ik wil deze gelegenheid gebruiken om het over stilte te hebben. Wij volksvertegenwoordigers praten graag. We vertellen graag hoe het zit, blinken uit in het stellen van scherpe vragen. We weten dat taal ertoe doet in een debat en houden van woordgrapjes en stijlfiguren. Maar stil zijn, nee, dat is niet zo ons ding. Daarvoor zijn we niet de politiek ingegaan. Want als het goed is willen we iets veranderen, en dat doen we met woorden, argumenten en betogen.

En toch is stilte van wezenlijk belang. Want de ruimtes tussen de woorden, het wit tussen de regels, daar bevindt zich vaak het grootste onrecht. Dat wil zeggen, diegenen die niet gehoord worden, en wier belangen over het hoofd gezien worden. De stilte is een plek waar we, vaak zonder het door te hebben, aan voorbijgaan.

Filosoof Eva Meijer schreef daarover in haar boek ‘Verwar het niet met afwezigheid’, verwijzend naar een gedicht van Adrienne Rich dat ik hier parafraseer:

Stilte [..] is een aanwezigheid

het heeft een geschiedenis en een vorm

Verwar het nooit

met enige vorm van afwezigheid

Meijer laat zien dat de macht- en taalstructuren waarbinnen we politiek bedrijven niet alleen bepalen wie er mee kunnen praten, wiens perspectieven en belangen we serieus nemen, wie wel of niet onderdeel uitmaakt van de politieke gemeenschap, maar zelfs ook bepalen of we spreken als spreken herkennen.

Onderdrukkende systemen kunnen anderen onzichtbaar maken, onmondig, zelfs dusdanig het zwijgen opleggen dat levende wezens niet meer als zodanig herkend worden: niet als ademende, denkende, liefhebbende, voelende, handelende wezens, maar als objecten waarmee we kunnen doen wat we willen. Waardoor hun stemmen, die wel degelijk klinken, niet als spreken wordt onderkend, maar als ‘geluid’ of ‘voorgeprogrammeerd gedrag’ (bij dieren) of - in het geval van mensen- als irrelevant, niet ter zake doende.

Laat ik concreet worden. Lang hebben we gedacht dat dieren geen taal hebben, geen cultuur. Het waren bio-automaten, of we noemden het instinct, voorgeprogrammeerde gedragingen. Maar inmiddels weten we dat dat niet zo is. Iedereen die samenleeft met een hond of kat, eenieder die dagelijks omgaat met kippen, varkens, paarden of koeien weet dat dieren communiceren, eigen voorkeuren, vriendschappen en unieke karakters hebben, gelukkig kunnen zijn maar ook kunnen lijden, emotioneel en fysiek.

Hoe hebben we hier oog voor gekregen? Doordat onderzoekers kritische vragen stelden over onze mens-centrische benadering van dieren. Zij zijn onderzoeken gaan doen waarin de menselijke opvattingen over taal en cognitie niet langer het uitgangspunt zijn, maar de unieke eigenschappen van het dier zelf. En vandaaruit zijn we anders gaan spreken over dieren: niet langer als objecten, als bio-automaten, maar als individuen die net zoveel waarde hechten aan hun eigen leven als wij dat doen. Dat anders spreken heeft het beeld doen kantelen, dát is het doorbreken van de stilte. En als je het eenmaal ziet en hoort, kun je het niet meer niet zien en kun je het niet meer niet horen.

De diepe drijfveer voor mij in de politiek is om oog te hebben voor de stiltes die in het politieke systeem en in ons denken besloten liggen, en ruimte te maken voor diegenen die nog niet worden gehoord. Het gaat daarbij om het vormgeven van het principe van radicale gelijkwaardigheid. Het humanitair recht is daarbij onze leidraad, ons ijkpunt: vandaaruit kunnen we dierenrechten en natuurrechten vormgeven. We kunnen dus niet selectief zijn in wie we laten spreken en wie niet, of principes van rechtvaardigheid willekeurig toepassen, de ene mens bestaansrecht gunnen en de andere niet, onderdrukking en geweld tegen onschuldige burgers onbenoemd laten.

Of het nu gaat om oorlogsmisdaden, discriminatie, uitsluiting en uitbuiting van mensen of om het systemisch geweld tegen de vele miljoenen dieren die in ons land een kort en ellendig bestaan lijden in de bio-industrie, het is mede aan ons als volksvertegenwoordigers om niet te zwijgen en moedig te zijn, vanuit liefde te spreken en de kant te kiezen van de onschuldigen en de kwetsbaren. Alleen zo behouden we onze eigen menselijkheid.

Tot slot. Stilte is niet alleen onderdrukkende stilte. Eva Meijer legt uit dat er ook hoop en een belofte besloten liggen in stilte. Want we weten niet wat er gaat komen; onze politieke gemeenschap kan zoveel rijker en meer verscheiden worden, zoveel meer stemmen laten klinken en ten gehore brengen. Door ons te bekwamen in de kunst van het luisteren, kunnen we stilte ten goede keren, namelijk als de ruimte waar we stem van de ander, die we misschien nu nog niet kennen, ineens wel kunnen horen.