Motie tijde­lijke natuur aange­nomen

Een motie van de Partij voor de Dieren Utrecht omtrent ‘tijdelijke natuur’ is op 4 november j.l. aangenomen door Provinciale Staten van Utrecht. De motie vraagt om een duidelijke uitwerking van de plannen van de provincie voor het realiseren van tijdelijke natuur.

In de provincie komt het dikwijls voor dat terreinen voor een langere tijd braak liggen. Deze terreinen zouden zich in sommige gevallen goed lenen voor het ontwikkelen van tijdelijke natuur. Dit is natuur die gedurende een bepaalde periode tot ontwikkeling kan komen, totdat de ontwikkelingsplannen voor het betreffende terrein in uitvoering worden gebracht. Fractievoorzitter Willem van der Steeg: ‘’Op deze manier kunnen bepaalde planten- en diersoorten profiteren van de tijdelijk toegenomen ruimte. Als het terrein toch wordt ontwikkeld volgens de geplande bestemming, dient er natuurlijk wel op een diervriendelijke manier omgegaan te worden met de aanwezige dieren.”

Aan het realiseren van tijdelijke natuur zitten in de praktijk nogal wat haken en ogen. Vaak worden de braakliggende terreinen door grondbezitters angstvallig natuurvrij gehouden, omdat er problemen ontstaan als een beschermde dier- of plantsoort zich er vestigt. In dit geval mag de betreffende soort namelijk niet zo maar uit de weg geruimd worden. Dit bemoeilijkt vervolgens de uitvoering van de ontwikkelingsplannen.

Door van te voren een ontheffing aan te vragen kan dit probleem voorkomen worden. Een grondeigenaar wordt dan niet belemmerd bij uitvoering van de ontwikkelingsplannen indien er zich beschermde plant- en diersoorten vestigen. Nu ligt deze ontheffingsafgifte nog bij het rijk, maar begin dit jaar wordt deze overgedragen naar de provincies.

De provincie Utrecht heeft in haar nieuwe Natuurbeleid de ambitie uitgesproken om de ontwikkeling van tijdelijke natuur te stimuleren. Er ontbreekt echter een duidelijk plan van aanpak. Daarom diende de fractie van de Partij voor de Dieren Utrecht een motie in die vraagt om een uitgewerkt plan, zodra de verantwoordelijkheid voor ontheffingen met betrekking tot tijdelijke natuur bij de provincies komt te liggen.