Vragen over afschot van verwil­derde katten in Provincie Utrecht


Indiendatum: jun. 2009

Onderwerp: Schriftelijke vragen ex art. 47 van het RvO aan het College van GS, gesteld door Wanda Bodewitz, Partij voor de Dieren, betreffende afschot van verwilderde katten in Provincie Utrecht.

Geacht College van Gedeputeerde Staten,

Toelichting

De Partij voor de Dieren wil graag aandacht vragen voor het lot van de verwilderde gedomesticeerde kat in de provincie Utrecht. Op dit moment mag iedereen met een jachtvergunning verwilderde katten in gebieden buiten de bebouwde kom afschieten. De kans dat een huiskat in plaats van een verwilderde kat wordt afgeschoten, is zeker niet uitgesloten. De kennis die nodig is om een dergelijk rigoureus beleid te voeren ontbreekt. Wij pleiten daarom voor een milder beleid.

Op de informatiebijeenkomst over de herinrichting van Vliegbasis Soesterberg op 22 april stelde de Partij voor de Dieren de vraag of de huizenbouw tot gevolg kan hebben dat huisdieren het natuurgebied betreden en zo ja, of dit nadelige consequenties zou kunnen hebben voor de nu nog aanwezige fauna (met name de bodembroeders). Hierop gaf één van de presentatoren aan, dat uit onderzoek naar voren kwam dat de gevolgen van het betreden van de ‘vliegbasisnatuur’ door huisdieren geen significant nadelige effecten zou hebben voor de natuur en de gunstige staat van instandhouding van zeldzame dieren, aangezien men verwacht dat de fauna zal uitwijken naar andere plaatsen in het natuurgebied. Deze conclusie staat haaks op de argumenten die zijn aangedragen in het faunabeheerplan 2009-2014 als onderbouwing voor het afschotbeleid buiten de bebouwde kom.

Om een goed en consequent beleid te voeren, is kennis over verwilderde katten in de provincie Utrecht en kennis over de schade die deze dieren in Provincie Utrecht kunnen veroorzaken van groot belang. Dit is zelfs een wettelijke voorwaarde om de verwilderde kat op de Provinciale art. 67 lijst FFW te kunnen plaatsen. Dit blijkt ook uit het arrest van de rechtbank in Middelburg van 7 januari 2003. In de uitspraak wordt gesteld, dat onder andere voor de verwilderde kat onvoldoende is gemotiveerd welke bedreiging zij vormen. Het besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 28 juni 2005 om de verwilderde kat op de art. 67 lijst te plaatsen mist specifieke gegevens over de verwilderde kat in Utrecht en is niet specifieker dan de toelichting op het door de rechtbank in Middelburg vernietigde besluit van Provincie Zeeland. In het Faunabeheerplan 2009-2014 is zichtbaar moeite gestoken in het beargumenteren van het provinciale beleid ten aanzien van afschot van katten. De argumenten zijn vooral gebaseerd op algemene, buitenlandse of internationale onderzoeken. Er zijn echter geen feiten over de verwilderde kat in de provincie Utrecht die aantonen hoeveel en welke schade verwilderde katten veroorzaken. Het enige gegeven uit het Faunabeheerplan 2009-2014 dat naar de provinciale situatie verwijst is de telling van 140 verwilderde katten.

Zolang niet duidelijk is hoeveel schade verwilderde katten in de provincie Utrecht veroorzaken, zou de verwilderde kat van de provinciale lijst volgens art 67. FFW gehaald moeten worden en er meer onderzoek gedaan moeten worden naar de invloed van de verwilderde kat in de provincie Utrecht. Het beleid zou zolang gericht moeten worden op andere maatregelen om de populatie van verwilderde katten op een accepteerbaar niveau te handhaven.

Wij willen met de volgende vragen belangrijke knelpunten in het provinciale beleid onder de aandacht brengen en wijzen op alternatieven voor het huidige beleid.


1) De uitspraak op de informatiebijeenkomst over de herinrichting van Vliegbasis Soesterberg op 22 april, waarin werd gesteld dat uit onderzoek blijkt dat de introductie van gedomesticeerde katten geen significante invloed zou hebben op de aanwezige fauna (waaronder vogels), is tamelijk tegenstrijdig met de argumenten (zie de toelichting op het betreffende besluit, de Notitie Implementatie flora- en faunawet provincie Utrecht en het Faunabeheerplan 2009-2014 die gebruikt zijn om de provinciale aanwijzing van de verwilderde kat volgens art. 67 FFW te onderbouwen.

Hoe verklaart u dit verschil?

2) Bent u bekend met de uitspraak van het gerechtshof in Middelburg van 7 januari 2003, dat het besluit van Provincie Zeeland om de verwilderde kat aan te wijzen volgens art. 67 FFW nietig verklaarde, vanwege gebrekkige argumentatie?

Het vergelijkbare besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 28 juni 2005 waarin is vastgesteld welke exoten en verwilderde dieren op de provinciale art. 67 lijst komen, mist ook de volgens de rechtbank in Middelburg vereiste toelichting. Specifiek voor de aanwijzing van de verwilderde kat zijn er onvoldoende argumenten aangedragen. Er wordt nergens verwezen naar feiten over schade (van de genoemde belangen in art 67 lid 1, a,b, c en d FFW) die de verwilderde kat in provincie Utrecht veroorzaakt. Bent u het met ons eens dat deze situatie onacceptabel is?

Zo ja, Hoe denkt u hier verandering in aan te brengen? Zo nee, wat zijn uw redenen hiervoor?

3) Uit de onderzoeken waarnaar verwezen wordt in het Faunabeheerplan 2009-2014 moet blijken dat de verwilderde kat voornamelijk een bedreiging is voor vogelsoorten en kleine zoogdieren. Hiermee zou er sprake zijn van schade aan de in art 67 lid 1, d FFW genoemde belangen op grond waarvan de verwilderde kat op de art 67 lijst geplaatst zou kunnen worden. Er is echter geen kennis over de invloed van de (volgens de laatste telling ) 140 verwilderde katten op het landelijk gebied in de provincie Utrecht.
De angst dat de kat bijdraagt aan de achteruitgang van beschermde weidevogels lijkt bovendien ongegrond, uit onderzoek van SOVON blijkt namelijk dat de kat slechts verantwoordelijk is voor een minimaal percentage (1/365 Grutto kuikens en 0 van de 297 kievitskuikens) van de predatie op weidevogels.

Bent u het met ons eens dat men niet rechtstreeks (met onderzoek gericht op de situatie van de provincie Utrecht) kan aantonen dat de verwilderde kat een factor is in de provincie, die een significante invloed uitoefent op de (weide)vogelstand of populatie van kleine zoogdieren?
Zo ja, hoe denkt u zicht te krijgen op de problematiek? En zouden geruststellende onderzoeken reden zijn om het afschot beleid stop te zetten?
Zo nee, kunt u ons verwijzen naar informatie over de invloed van de verwilderde kat op de weidevogels die specifiek van toepassing is op de situatie in de provincie Utrecht?

4) Het huidige afschot beleid leidt ook tot het risico dat niet alleen verwilderde katten maar ook huiskatten worden afgeschoten. Dit is een strafbaar feit. Hoewel vaak wordt aangedragen dat men het onderscheid tussen verwilderde kat en huiskat goed kan maken, blijkt dat er ondanks de vermeende verschillen wel eens een huiskat geschoten wordt. Zo bleek dat tijdens een onderzoek van Alterra naar verwilderde katten, waarbij de “verwilderde” katten een zendertje kregen, zich onverwachts toch verbaasde kattenbezitters meldden die zich afvroegen wat er met hun kat was gebeurd .
Bent u het met ons eens dat verwarring tussen huiskat en verwilderde kat onvermijdbaar is en dat het afschieten van een huiskat een strafbaar feit is dat veel leed veroorzaakt?
Deelt u de mening dat dit een reden is om het omvangrijke afschot beleid aan te passen?

5) Uit de bovenstaande vragen moet duidelijk worden dat het huidige afschot beleid in het landelijk gebied onvoldoende gebaseerd is op inzicht in de lokale problematiek. Het huidige beleid waarin afschot centraal staat, gaat in verhouding tot bestaande inzichten en de risico’s dan ook te ver. Wij pleiten voor een milder beleid in combinatie met het ontwikkelen van inzicht en kennis over de invloed van de verwilderde kat in de provincie Utrecht, zoals sterilisatie en herplaatsing of terugplaatsing, een voorlichtingscampagne gericht op eigenaren van terreinen waar natuur-recreatie en natuur-wonen samenkomen.

Hoe kijkt u aan tegen een koersverandering van een rigoureus beleid naar een beleid met ruimte voor alternatieve maatregelen in combinatie met het ontwikkelen van inzicht in de lokale situatie?

Indiendatum: jun. 2009
Antwoorddatum: 8 sep. 2009

Onderwerp: Beantwoording schriftelijke vragen ex art. 47 van het RvO aan het College van GS, gesteld door Wanda Bodewitz, Partij voor de Dieren, betreffende afschot van verwilderde katten in Provincie Utrecht (29 juni 2009).

Geacht College van Gedeputeerde Staten,

Toelichting
De Partij voor de Dieren wil graag aandacht vragen voor het lot van de verwilderde gedomesticeerde kat in
de provincie Utrecht. Op dit moment mag iedereen met een jachtvergunning verwilderde katten in gebieden
buiten de bebouwde kom afschieten. De kans dat een huiskat in plaats van een verwilderde kat wordt
afgeschoten, is zeker niet uitgesloten. De kennis die nodig is om een dergelijk rigoureus beleid te voeren
ontbreekt. Wij pleiten daarom voor een milder beleid.
Op de informatiebijeenkomst over de herinrichting van Vliegbasis Soesterberg op 22 april stelde de Partij
voor de Dieren de vraag of de huizenbouw tot gevolg kan hebben dat huisdieren het natuurgebied betreden
en zo ja, of dit nadelige consequenties zou kunnen hebben voor de nu nog aanwezige fauna (met name de
bodembroeders). Hierop gaf één van de presentatoren aan, dat uit onderzoek naar voren kwam dat de
gevolgen van het betreden van de ‘vliegbasisnatuur’ door huisdieren geen significant nadelige effecten zou
hebben voor de natuur en de gunstige staat van instandhouding van zeldzame dieren, aangezien men
verwacht dat de fauna zal uitwijken naar andere plaatsen in het natuurgebied. Deze conclusie staat haaks op
de argumenten die zijn aangedragen in het faunabeheerplan 2009-2014 als onderbouwing voor het
afschotbeleid buiten de bebouwde kom.
Om een goed en consequent beleid te voeren, is kennis over verwilderde katten in de provincie Utrecht en
kennis over de schade die deze dieren in Provincie Utrecht kunnen veroorzaken van groot belang. Dit is zelfs
een wettelijke voorwaarde om de verwilderde kat op de Provinciale art. 67 lijst FFW te kunnen plaatsen. Dit
blijkt ook uit het arrest van de rechtbank in Middelburg van 7 januari 20031. In de uitspraak wordt gesteld, dat
onder andere voor de verwilderde kat onvoldoende is gemotiveerd welke bedreiging zij vormen. Het besluit
van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 28 juni 20052 om de verwilderde kat op de art. 67 lijst te plaatsen
mist specifieke gegevens over de verwilderde kat in Utrecht en is niet specifieker dan de toelichting op het
door de rechtbank in Middelburg vernietigde besluit van Provincie Zeeland. In het Faunabeheerplan 2009-
2014 is zichtbaar moeite gestoken in het beargumenteren van het provinciale beleid ten aanzien van afschot
van katten. De argumenten zijn vooral gebaseerd op algemene, buitenlandse of internationale onderzoeken.
Er zijn echter geen feiten over de verwilderde kat in de provincie Utrecht die aantonen hoeveel en welke
schade verwilderde katten veroorzaken. Het enige gegeven uit het Faunabeheerplan 2009-2014 dat naar de
provinciale situatie verwijst is de telling van 140 verwilderde katten.
Zolang niet duidelijk is hoeveel schade verwilderde katten in de provincie Utrecht veroorzaken, zou de
verwilderde kat van de provinciale lijst volgens art 67. FFW gehaald moeten worden en er meer onderzoek
gedaan moeten worden naar de invloed van de verwilderde kat in de provincie Utrecht. Het beleid zou zolang
gericht moeten worden op andere maatregelen om de populatie van verwilderde katten op een
accepteerbaar niveau te handhaven.
Wij willen met de volgende vragen belangrijke knelpunten in het provinciale beleid onder de aandacht
brengen en wijzen op alternatieven voor het huidige beleid.
1 AWB nummer: 08/98MK
2 Nr. 2005REG001285i
1) De uitspraak op de informatiebijeenkomst over de herinrichting van Vliegbasis Soesterberg op 22
april, waarin werd gesteld dat uit onderzoek blijkt dat de introductie van gedomesticeerde katten
geen significante invloed zou hebben op de aanwezige fauna (waaronder vogels), is tamelijk
tegenstrijdig met de argumenten (zie de toelichting op het betreffende besluit, de Notitie
Implementatie flora- en faunawet provincie Utrecht3 en het Faunabeheerplan 2009-20144) die
gebruikt zijn om de provinciale aanwijzing van de verwilderde kat volgens art. 67 FFW te
onderbouwen.
Hoe verklaart u dit verschil?
Antwoord:
Tijdens deze informatiebijeenkomst is opgemerkt dat bij de uitwerking van de saldobenadering met
een zekere verstoring door katten rekening gehouden is en dat er op de vliegbasis voldoende
robuuste structuren zijn die uitwijkmogelijkheden aan met name zandhagedis bieden om deze
verstoring te kunnen opvangen. Met betrekking tot vogels zijn verder geen uitspraken gedaan. De
opmerking heeft bovendien betrekking op het terrein van de voormalige vliegbasis zodat hier geen
algemene conclusies uit zijn te trekken. Van een verschil is dan ook geen sprake.
2) Bent u bekend met de uitspraak van het gerechtshof in Middelburg van 7 januari 2003, dat het
besluit van Provincie Zeeland om de verwilderde kat aan te wijzen volgens art. 67 FFW nietig
verklaarde, vanwege gebrekkige argumentatie?
Het vergelijkbare besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 28 juni 2005 waarin is
vastgesteld welke exoten en verwilderde dieren op de provinciale art. 67 lijst komen, mist ook de
volgens de rechtbank in Middelburg vereiste toelichting. Specifiek voor de aanwijzing van de
verwilderde kat zijn er onvoldoende argumenten aangedragen. Er wordt nergens verwezen naar
feiten over schade (van de genoemde belangen in art 67 lid 1, a,b, c en d FFW) die de verwilderde
kat in provincie Utrecht veroorzaakt. Bent u het met ons eens dat deze situatie onacceptabel is?
Zo ja, Hoe denkt u hier verandering in aan te brengen? Zo nee, wat zijn uw redenen hiervoor?
Antwoord:
Wij zijn bekend met de bovengenoemde uitspraak. De rechtbank heeft aangegeven dat uit de
gedingstukken niet is gebleken dat er een reële dreiging uitgaat voor de fauna. Welke informatie GS
van Zeeland ten aanzien van de verwilderde katten hebben verstrekt is ons niet bekend.
Het is juist dat in de toelichting van ons (inmiddels onherroepelijke) besluit niet uitgebreid is
gemotiveerd waarom de verwilderde kat is opgenomen. Dit maakt het besluit echter nog niet
onrechtmatig. Wij zijn het dan ook niet met u eens dat deze situatie onacceptabel is. Waar het om
gaat is dat het aannemelijk is dat van verwilderde katten een reële dreiging uitgaat voor de fauna.
Volgens ons is dit het geval. Hiervoor kan worden verwezen naar het Faunabeheerplan 2009-2014
en de hierin vermelde literatuur.
3 Notitie Implementatie flora- en faunawet provincie Utrecht, vastgesteld door GS d.d. 29 januari 2002
4 R.Schoon (13 november 2008), Faunabeheerplan 2009-2014.
3) Uit de onderzoeken waarnaar verwezen wordt in het Faunabeheerplan 2009-2014 moet blijken dat
de verwilderde kat voornamelijk een bedreiging is voor vogelsoorten en kleine zoogdieren. Hiermee
zou er sprake zijn van schade aan de in art 67 lid 1, d FFW genoemde belangen op grond waarvan
de verwilderde kat op de art 67 lijst geplaatst zou kunnen worden. Er is echter geen kennis over de
invloed van de (volgens de laatste telling5) 140 verwilderde katten op het landelijk gebied in de
provincie Utrecht.
De angst dat de kat bijdraagt aan de achteruitgang van beschermde weidevogels lijkt bovendien
ongegrond, uit onderzoek van SOVON blijkt namelijk dat de kat slechts verantwoordelijk is voor een
minimaal percentage (1/365 Grutto kuikens en 0 van de 297 kievitskuikens) van de predatie op
weidevogels.
Bent u het met ons eens dat men niet rechtstreeks (met onderzoek gericht op de situatie van de
provincie Utrecht) kan aantonen dat de verwilderde kat een factor is in de provincie, die een
significante invloed uitoefent op de (weide)vogelstand of populatie van kleine zoogdieren?6
Zo ja, hoe denkt u zicht te krijgen op de problematiek? En zouden geruststellende onderzoeken
reden zijn om het afschot beleid stop te zetten?
Zo nee, kunt u ons verwijzen naar informatie over de invloed van de verwilderde kat op de
weidevogels die specifiek van toepassing is op de situatie in de provincie Utrecht?
Antwoord:
Het is juist dat er geen specifiek onderzoek is gedaan naar de predatie door verwilderde katten in
Utrecht. Ons inziens is dit ook niet nodig. Het is bekend hoeveel verwilderde katten er zich
minimaal in de provincie bevinden. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat deze katten een
ander predatiegedrag vertonen dan de katten in de gebieden waar in onderzoek wel een hoge
predatie is vastgesteld.
Op grond van artikel 67 hoeft er geen sprake te zijn van ernstige of belangrijke schade aan de fauna.
Voldoende is dat er een (dreiging van) schade bestaat. Een significant effect op populaties van
andere diersoorten hoeft dan ook niet aangetoond te worden. Dat verwilderde katten kleine
zoogdieren en vogels prederen staat buiten twijfel. Gelet hierop is de verwilderde kat terecht
opgenomen in het besluit.
4) Het huidige afschot beleid leidt ook tot het risico dat niet alleen verwilderde katten maar ook
huiskatten worden afgeschoten. Dit is een strafbaar feit. Hoewel vaak wordt aangedragen dat men
het onderscheid tussen verwilderde kat en huiskat goed kan maken, blijkt dat er ondanks de
vermeende verschillen wel eens een huiskat geschoten wordt. Zo bleek dat tijdens een onderzoek
van Alterra naar verwilderde katten, waarbij de “verwilderde” katten een zendertje kregen, zich
onverwachts toch verbaasde kattenbezitters meldden die zich afvroegen wat er met hun kat was
gebeurd7.
Bent u het met ons eens dat verwarring tussen huiskat en verwilderde kat onvermijdbaar is en
dat het afschieten van een huiskat een strafbaar feit is dat veel leed veroorzaakt?
Deelt u de mening dat dit een reden is om het omvangrijke afschot beleid aan te passen?
5 R.Schoon (13 november 2008), Faunabeheerplan 2009-2014. (p.133)
6 Wolf Teunissen, Hans Schekkerman, Frank Willems (2005)Predatie bij weidevogels Op zoek naar de mogelijke
effecten van predatieop de weidevogelstand. Sovon Vogelonderzoek Nederland, Alterra. p.92 tabel 6.6
7 Jeroen Trommelen (27 april 2002) Nederlands gulzigste roofdier is de poes. Volkskrant.
Antwoord:
Zoals reeds eerder is aangegeven is het in de meeste gevallen goed mogelijk een onderscheid te
maken tussen verwilderde katten en huiskatten. Het is nooit volledig uit te sluiten dat er in een
incidenteel geval een ‘huiskat’ geschoten wordt. Omdat de kans dat dit gebeurt niet erg groot is zien
wij hierin geen aanleiding om ons beleid aan te passen. De verantwoordelijkheid voor het afschot
berust bij de betreffende jachtaktehouder.
5) Uit de bovenstaande vragen moet duidelijk worden dat het huidige afschot beleid in het landelijk
gebied onvoldoende gebaseerd is op inzicht in de lokale problematiek. Het huidige beleid waarin
afschot centraal staat, gaat in verhouding tot bestaande inzichten en de risico’s dan ook te ver. Wij
pleiten voor een milder beleid in combinatie met het ontwikkelen van inzicht en kennis over de
invloed van de verwilderde kat in de provincie Utrecht, zoals sterilisatie en herplaatsing of
terugplaatsing, een voorlichtingscampagne gericht op eigenaren van terreinen waar natuur-recreatie
en natuur-wonen samenkomen.
Hoe kijkt u aan tegen een koersverandering van een rigoureus beleid naar een beleid met ruimte
voor alternatieve maatregelen in combinatie met het ontwikkelen van inzicht in de lokale situatie?
Antwoord:
Zoals bij de beantwoording van de vorige vraag is aangegeven zien wij geen aanleiding om ons
beleid ten aanzien van het afschot van verwilderde katten te wijzigen. Het vangen en vervolgens
steriliseren van verwilderde katten is geen goed alternatief voor afschot. Een weer losgelaten
gesteriliseerde kat kan zich niet meer voortplanten maar kan nog steeds schade aan de fauna
veroorzaken. Verwilderde katten zijn niet of nauwelijks te socialiseren en zijn als zodanig niet
(her)plaatsbaar. Wel zijn wij bereid mee te werken aan een voorlichtingscampagne. Dit is ook
opgenomen in de Beleidsimpuls Dierenwelzijn welke op 6 juli door PS is vastgesteld.
Gedeputeerde Staten van Utrecht,
Voorzitter,
Secretaris,

Interessant voor jou

Vragen over gebruik kunstlicht bij afschot konijnen

Lees verder

Vragen over jacht in foerageergebieden

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer