Vragen over jacht in foera­geer­ge­bieden


Indiendatum: aug. 2009

Onderwerp: Schriftelijke vragen ex art.47 van het RvO aan het college van gedeputeerde Staten,
Betreffende de jacht in foerageergebieden voor ganzen.


Toelichting:

Met in het achterhoofd het besef dat de ganzen en smienten behoren tot de inheemse flora en fauna zijn per provincie gebieden aangewezen waar overwinterende ganzen en smienten van 1 oktober tot 1 april ongestoord mogen grazen. Op deze manier wordt een serieuze poging ondernomen de schadeoverlast door ganzen buiten deze gebieden te verminderen. De Provincie heeft hierin bijgedragen door het Beleidskader Faunabeheer uit te werken in de ‘Aanwijzing Foerageergebieden voor overwinterende Ganzen en Smienten’, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 21 mei 2007. Hierin zijn 3 gebieden aangewezen als ‘foerageergebied’, met een totaaloppervlakte van ruim 1600 hectare. Buiten deze foerageergebieden wordt met zowel passieve als actieve verjaging door middel van het geweer een beroep gedaan op het lerend vermogen van de dieren. De bedoeling is dat de ganzen op den duur vanzelf de foerageergebieden opzoeken en het land daarbuiten ongemoeid laten.

Volgens Alterra, Sovon en de Vogelbescherming is het landelijk vastgestelde areaal van 80.000 hectare veilig foerageergebied aan de krappe kant om ruimte te bieden aan de in Nederland overwinterende ganzen. Het is daarom van belang de foerageerfunctie van de aangewezen gebieden te optimaliseren. Minder efficiënte benutting van deze gebieden betekent vanzelf meer overlast en afschot in de gebieden daarbuiten.

Omdat plezierjacht vanuit bedrijfseconomisch perspectief binnen de foerageergebieden geen noodzaak kent, en de jacht op elke schaal en afstand van de ganzen een verstoring geeft in het foerageergedrag , willen we u een aantal vragen voorleggen over de situatie in Utrecht en de tegenstrijdigheid in de uitgangspunten van plezierjacht en foerageergebieden onder de aandacht brengen. Vanuit ons oogpunt waarin we het waarborgen van dierenwelzijn en een robuuste natuur centraal stellen, willen we ons inzetten voor het succes van het Beleidskader Faunabeheer zoals uitgewerkt in de ‘Aanwijzing Foerageergebieden voor overwinterende Ganzen en Smienten’.


1. Vindt er jacht plaats in de foerageergebieden in Utrecht? Zoja, in welke mate?

2. Een rapport van Alterra , dat in gaat op de vraag of jacht de foerageerfunctie aantast, geeft hier een eenduidige conclusie over: “Jacht in de periode van anderhalf uur voor zonsondergang tot een half uur na zonsondergang dient in de foerageergebieden geheel uitgebannen te worden, omdat dit het dagelijks foerageerpatroon van de ganzen ernstig verstoort en leidt tot onderbenutting van het terrein door ganzen. Dit is niet verenigbaar met de doelstellingen van de opvanggebieden.”
Welke reden is er om jacht en het verpachten van jachtrechten in foerageergebieden voor ganzen toe te staan? Hoe verhoudt dit zich tot de oorspronkelijke bedoeling van het instellen van foerageergebieden?

Het ‘Beleidskader Faunabeheer in verband met overwinterende ganzen en Smienten’ is in samenwerking met vertegenwoordigers van het IPO, LTO, Natuurmonumenten, SBB, de Vogelbescherming en de Jagersverenigingen tot stand gekomen. Het onder voorwaarden toestaan van jacht is hierbij ter sprake gekomen. Alterra is vervolgens hierover geraadpleegd voor advies .
De bevindingen uit het eerder genoemde rapport, namelijk dat jacht een aanslag pleegt op de foerageerfunctie van deze gebieden, sluit de vraag op welke manier jacht dan wél toegestaan kan worden in deze gebieden per definitie uit. Alterra heeft zich daarom bij dit advies dat tot stand is gekomen in samenwerking met de KNJV, gebaseerd op historische bevindingen over de gevoeligheid van eenden in eendenkooien voor verstoringen. Tegelijk relativeert het rapport dit advies:
“Gemeten afstanden zeggen weinig over de mate van verstoring in specifieke situaties. Binnen soorten kunnen grote verschillen in de mate van angst c.q. gewenning voorkomen, afhankelijk van de ervaring van individuele vogels. Bij welke afstand de verstoring door naderende personen optreedt is dus sterk contextafhankelijk”.
Het ministerie van LNV heeft op basis van de historische bevindingen van verontrustringen bij eendenkooien uitspraken gedaan over het onder voorwaarden toestaan van jacht in foerageergebieden; Jacht is na 12.00 uur op een afstand van 500 meter tot ganzen toegestaan, en per jachtveld mag één hele dag gejaagd worden.

3. Deze uitspraken zijn niet opgenomen in de landelijke wet- en regelgeving. Toch heeft de provincie deze uitspraken overgenomen in de Verordening Schadebestrijding Dieren . Wat is, gezien de juridische inconsequentie, de geldigheid van deze toelichting op het wijzigingsbesluit Verordening Schadebestrijding Dieren?

4. Tegenover het ter beschikking stellen van grond als foerageergebied is er voor agrariërs een tegemoetkoming vanuit het subsidiestelsel Programma Beheer. In het document Aanwijzing Foerageergebieden voor overwinterende Ganzen en Smienten worden voor een financiële tegemoetkoming beperkingen gesteld aan de handelingen binnen de foerageergebieden:
“Het is niet toegestaan (...) handelingen te verrichten of toe te laten, die de foerageerfunctie van het gebied voor ganzen en/of smienten negatief beïnvloeden. Dit houdt in dat er geen handelingen worden verricht die ganzen en/of smienten verontrusten.”
Alterra geeft eenduidig aan dat jacht op welk tijdstip en op welke plek dan ook binnen het foerageergebied leidt tot ernstige verstoring:
“Afschot buiten de opvanggebieden leidt er onherroepelijk toe dat er uit de ganzengroepen aangeschoten dieren voorkomen met een recente pijnervaring. Dergelijke exemplaren zullen sterk reageren op het horen van schoten.” En: “In foerageergebieden dient totale rust te heersen, waarbij alleen activiteiten toegestaan moeten worden die bedrijfseconomisch gezien belangrijk zijn. Alle andere activiteiten zijn ongewenst.”
De beperkingen die worden gesteld aan handelingen in de foerageergebieden zoals in de Aanwijzing Foerageergebieden voor overwinterende Ganzen en Smienten sluiten goed aan op de adviezen van Alterra. Kunt u aangeven hoe de toelichting op het wijzigingsbesluit Verordening Schadebestrijding Dieren, waarin jacht onder voorwaarden wordt toegestaan, zich hiertoe verhoudt?

5. Het valt op dat de aangewezen foerageergebieden in Utrecht aanzienlijk minder succesvol blijken dan de foerageergebieden in de rest van Nederland. Bent u het met ons eens dat er des te meer reden is om elke verstoring in de foerageergebieden, buiten de bedrijfseconomisch noodzakelijke, uit te sluiten?

6. Het vanaf 1 januari 2010 geldende nieuwe subsidiestelsel, SNL, heeft voor de provincie deels uitwerking gekregen in het ‘Natuurbeheerplan.’ Is het mogelijk om foerageergebieden uit te sluiten van jacht of het verpachten van jachtrechten, door dit op te nemen in de verdere uitwerking van het SNL?

7. Zijn er, naast de niet-economische belangen van jagersverenigingen, redenen om jacht te blijven toestaan in Foerageergebieden? Zou er vanuit het SNL een compensatie voor de eventueel gederfde inkomsten van agrariërs door het niet verpachten van jachtrechten mogelijk zijn?

8. Kunt u aangeven welke mogelijkheden de provincie heeft om voor wat betreft het beleid over de foerageergebieden uitwerking te geven aan de adviezen van Alterra omtrent jacht in Foerageergebieden?

Indiendatum: aug. 2009
Antwoorddatum: 15 sep. 2009

Onderwerp: Beantwoording schriftelijke vragen ex art.47 van het Reglement van Orde aan het college van gedeputeerde Staten, gesteld door Wanda Bodewitz, Partij voor de Dieren, betreffende de jacht in foerageergebieden voor ganzen (20 augustus 2009).

Geacht College van Gedeputeerde Staten,


Toelichting

Met in het achterhoofd het besef dat de ganzen en smienten behoren tot de inheemse flora en fauna zijn per provincie gebieden aangewezen waar overwinterende ganzen en smienten van 1 oktober tot 1 april ongestoord mogen grazen. Op deze manier wordt een serieuze poging ondernomen de schadeoverlast door ganzen buiten deze gebieden te verminderen. De Provincie heeft hierin bijgedragen door het Beleidskader Faunabeheer uit te werken in de ‘Aanwijzing Foerageergebieden voor overwinterende Ganzen en Smienten’, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 21 mei 2007. Hierin zijn 3 gebieden aangewezen als ‘foerageergebied’, met een totaaloppervlakte van ruim 1600 hectare. Buiten deze foerageergebieden wordt met zowel passieve als actieve verjaging door middel van het geweer een beroep gedaan op het lerend vermogen van de dieren. De bedoeling is dat de ganzen op den duur vanzelf de foerageergebieden opzoeken en het land daarbuiten ongemoeid laten.

Volgens Alterra, Sovon en de Vogelbescherming is het landelijk vastgestelde areaal van 80.000 hectare veilig foerageergebied aan de krappe kant om ruimte te bieden aan de in Nederland overwinterende ganzen. Het is daarom van belang de foerageerfunctie van de aangewezen gebieden te optimaliseren. Minder efficiënte benutting van deze gebieden betekent vanzelf meer overlast en afschot in de gebieden daarbuiten.

Omdat plezierjacht vanuit bedrijfseconomisch perspectief binnen de foerageergebieden geen noodzaak kent, en de jacht op elke schaal en afstand van de ganzen een verstoring geeft in het foerageergedrag , willen we u een aantal vragen voorleggen over de situatie in Utrecht en de tegenstrijdigheid in de uitgangspunten van plezierjacht en foerageergebieden onder de aandacht brengen. Vanuit ons oogpunt waarin we het waarborgen van dierenwelzijn en een robuuste natuur centraal stellen, willen we ons inzetten voor het succes van het Beleidskader Faunabeheer zoals uitgewerkt in de ‘Aanwijzing Foerageergebieden voor overwinterende Ganzen en Smienten’.


Naar aanleiding van het voorgaande, wil de fractie van de Partij van de Dieren de volgende vragen stellen:

1. Vindt er jacht plaats in de foerageergebieden in Utrecht? Zoja, in welke mate?

Antwoord: Aangezien er geen verplichting bestaat tot het melden van jachtactiviteiten kunnen wij
niet aangeven in welke mate gejaagd wordt in de foerageergebieden.


2. Een rapport van Alterra , dat in gaat op de vraag of jacht de foerageerfunctie aantast, geeft hier een
eenduidige conclusie over: “Jacht in de periode van anderhalf uur voor zonsondergang tot een half uur na zonsondergang dient in de foerageergebieden geheel uitgebannen te worden, omdat dit het dagelijks foerageerpatroon van de ganzen ernstig verstoort en leidt tot onderbenutting van het terrein door ganzen. Dit is niet verenigbaar met de doelstellingen van de opvanggebieden.”
Welke reden is er om jacht en het verpachten van jachtrechten in foerageergebieden voor ganzen toe te staan? Hoe verhoudt dit zich tot de oorspronkelijke bedoeling van het instellen van foerageergebieden?

Het ‘Beleidskader Faunabeheer in verband met overwinterende ganzen en Smienten’ is in samenwerking met vertegenwoordigers van het IPO, LTO, Natuurmonumenten, SBB, de Vogelbescherming en de Jagersverenigingen tot stand gekomen. Het onder voorwaarden toestaan van jacht is hierbij ter sprake gekomen. Alterra is vervolgens hierover geraadpleegd voor advies .
De bevindingen uit het eerder genoemde rapport, namelijk dat jacht een aanslag pleegt op de foerageerfunctie van deze gebieden, sluit de vraag op welke manier jacht dan wél toegestaan kan worden in deze gebieden per definitie uit. Alterra heeft zich daarom bij dit advies dat tot stand is gekomen in samenwerking met de KNJV, gebaseerd op historische bevindingen over de gevoeligheid van eenden in eendenkooien voor verstoringen. Tegelijk relativeert het rapport dit advies:
“Gemeten afstanden zeggen weinig over de mate van verstoring in specifieke situaties. Binnen soorten kunnen grote verschillen in de mate van angst c.q. gewenning voorkomen, afhankelijk van de ervaring van individuele vogels. Bij welke afstand de verstoring door naderende personen optreedt is dus sterk contextafhankelijk”.

Het ministerie van LNV heeft op basis van de historische bevindingen van verontrustringen bij eendenkooien uitspraken gedaan over het onder voorwaarden toestaan van jacht in foerageergebieden; Jacht is na 12.00 uur op een afstand van 500 meter tot ganzen toegestaan, en per jachtveld mag één hele dag gejaagd worden.

Antwoord: Vooropgesteld moet worden dat de provincies op grond van de Flora- en faunawet geen bevoegdheid hebben regels te stellen ten aanzien van de jacht. Deze bevoegdheid berust bij de minister van LNV. Het is dan ook niet zo dat wij de jacht in deze gebieden toestaan zoals u heeft gesuggereerd.

Wat betreft de jacht in foerageergebieden verwijzen wij dan ook naar de antwoorden van de minister op kamervragen van uw partij (Kamerstukken II, 2008-2009, Aanhangsel, 2858). Zij heeft aangegeven dat de conclusies uit de Alterra-rapporten gelden ten aanzien van verstoringen binnen een straal van 500 meter. Daarbuiten hebben de verstoringen minimaal tot geen verstorend effect, afhankelijk van de gewenning van de ganzen. Hiervan uitgaande komt de minister tot de conclusie dat deze verstoringen geen significant effect hebben op de beleidsdoelstellingen van het Beleidskader Faunabeheer.


3. Deze uitspraken zijn niet opgenomen in de landelijke wet- en regelgeving. Toch heeft de provincie deze uitspraken overgenomen in de Verordening Schadebestrijding Dieren . Wat is, gezien de juridische inconsequentie, de geldigheid van deze toelichting op het wijzigingsbesluit Verordening Schadebestrijding Dieren?

Antwoord: De minister heeft in eerste instantie aangegeven dat de gedragsregels in de regelgeving zouden worden overgenomen. Dit staat ook vermeld in de tekst van het beleidskader. Later is door de minister aangegeven dat dit niet meer noodzakelijk werd geacht omdat het verstoren van ganzen op grond van de wet al verboden is (Kamerstukken II, 2004-2005, 29 446, nr. 8, p. 6). De provincie is bevoegd in het kader van de schadebestrijding vrijstelling van dit verbod te geven. Omdat een dergelijke vrijstelling in de foerageergebieden in strijd zou zijn met de doelstellingen uit het beleidskader is in de provinciale verordening opgenomen dat ganzen en smienten hier niet mogen worden verstoord. De gedragsregels uit de toelichting dienen beschouwd te worden als een nadere uitleg van deze bepaling: indien men zich hier aan houdt zal er geen significante verstoring plaatsvinden.


4. Tegenover het ter beschikking stellen van grond als foerageergebied is er voor agrariërs een tegemoetkoming vanuit het subsidiestelsel Programma Beheer. In het document Aanwijzing Foerageergebieden voor overwinterende Ganzen en Smienten worden voor een financiële tegemoetkoming beperkingen gesteld aan de handelingen binnen de foerageergebieden:
“Het is niet toegestaan (...) handelingen te verrichten of toe te laten, die de foerageerfunctie van het gebied voor ganzen en/of smienten negatief beïnvloeden. Dit houdt in dat er geen handelingen worden verricht die ganzen en/of smienten verontrusten.”


Alterra geeft eenduidig aan dat jacht op welk tijdstip en op welke plek dan ook binnen het foerageergebied leidt tot ernstige verstoring:
“Afschot buiten de opvanggebieden leidt er onherroepelijk toe dat er uit de ganzengroepen aangeschoten dieren voorkomen met een recente pijnervaring. Dergelijke exemplaren zullen sterk reageren op het horen van schoten.” En: “In foerageergebieden dient totale rust te heersen, waarbij alleen activiteiten toegestaan moeten worden die bedrijfseconomisch gezien belangrijk zijn. Alle andere activiteiten zijn ongewenst.”
De beperkingen die worden gesteld aan handelingen in de foerageergebieden zoals in de Aanwijzing Foerageergebieden voor overwinterende Ganzen en Smienten sluiten goed aan op de adviezen van Alterra. Kunt u aangeven hoe de toelichting op het wijzigingsbesluit Verordening Schadebestrijding Dieren, waarin jacht onder voorwaarden wordt toegestaan, zich hiertoe verhoudt?

Antwoord: Zoals in antwoord op vraag 2 is aangegeven is geconcludeerd dat, indien men zich aan de voorwaarden houdt, er geen of slechts een minimale verstoring zal plaatsvinden. De jacht zal dan ook geen significant effect hebben op de beleidsdoelstellingen van het Beleidskader.


5. Het valt op dat de aangewezen foerageergebieden in Utrecht aanzienlijk minder succesvol blijken dan de foerageergebieden in de rest van Nederland. Bent u het met ons eens dat er des te meer reden is om elke verstoring in de foerageergebieden, buiten de bedrijfseconomisch noodzakelijke, uit te sluiten?

Antwoord: Er zijn geen aanwijzingen dat het feit dat de Utrechtse foerageergebieden minder succesvol zijn dan sommige andere gebieden te maken heeft met de jacht in deze gebieden. Nu niet is gebleken dat er een (significante) verstoring uitgaat van de jacht zien wij dan ook geen aanleiding om af te wijken van de afspraken uit het beleidskader. Bovendien hebben wij, zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven geen bevoegdheid om de jacht uit te sluiten.


6. Het vanaf 1 januari 2010 geldende nieuwe subsidiestelsel, SNL, heeft voor de provincie deels uitwerking gekregen in het ‘Natuurbeheerplan.’ Is het mogelijk om foerageergebieden uit te sluiten van jacht of het verpachten van jachtrechten, door dit op te nemen in de verdere uitwerking van het SNL?

Antwoord: Het Natuurbeheerplan noch het subsidiestelsel bieden een mogelijkheid om agrariërs uit te sluiten bij uitoefening van de jacht. Het Natuurbeheerplan regelt enkel op welke locatie voor welk beheertype subsidie aangevraagd kan worden. In het Natuurbeheerplan kunnen daaraan geen beperkingen ten aanzien van jacht of jachtrechten opgelegd worden. Verder geldt dat vrijwel alle agrariërs in de Utrechtse foerageergebieden al een 6-jarige subsidieovereenkomst gesloten hebben voor het ganzenbeheer. Herziening van het subsidiestelsel zal, voor zover de herziening niet voortvloeit uit de Europese regelgeving, niet van toepassing zijn op agrariërs die reeds een subsidieovereenkomst hebben. Het opnemen van een dergelijke bepaling zou daarom niet het door de vraagsteller gewenste effect hebben.



Overigens is het subsidiestelsel voor alle provincies gelijkluidend. Herziening van (onderdelen van) dit stelsel zal dus gezamenlijk door de 12 provincies opgepakt moeten worden. Dat geldt in het bijzonder voor die onderdelen die voor meerdere provincies van belang zijn, zoals de regeling voor foerageergebieden.

7. Zijn er, naast de niet-economische belangen van jagersverenigingen, redenen om jacht te blijven toestaan in Foerageergebieden? Zou er vanuit het SNL een compensatie voor de eventueel gederfde inkomsten van agrariërs door het niet verpachten van jachtrechten mogelijk zijn?

Antwoord: De SNL is niet het instrument om agrariërs compensatie te bieden voor het niet verpachten van jachtrechten. Op basis van de SNL kan vergoeding verkregen worden voor beheermaatregelen, gericht op het versterken van natuurwaarden. Bij het agrarisch natuurbeheer is de hoogte van de vergoedingen gebaseerd op de gederfde agrarische inkomsten en de uitgevoerde beheermaatregelen. Compensatie voor het niet verpachten van jachtrechten past dus niet binnen de, met de Europese Commissie overeenkomen, berekeningswijze van vergoedingen in de SNL. Gelet op onze antwoorden bij 5 en 6 bestaat er voor een dergelijke aanpassing van de SNL ook geen reden.


8. Kunt u aangeven welke mogelijkheden de provincie heeft om voor wat betreft het beleid over de foerageergebieden uitwerking te geven aan de adviezen van Alterra omtrent jacht in Foerageergebieden?

Antwoord: Zoals aangegeven zijn wij niet bevoegd de jacht in dit kader geheel of gedeeltelijk te
verbieden.

Gedeputeerde Staten van Utrecht,

Voorzitter,

Secretaris,

Interessant voor jou

Vragen over afschot van verwilderde katten in Provincie Utrecht

Lees verder

Vragen over bestrijding van de soepgans

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer