Vragen over de inten­sieve veehou­derij in de provincie Utrecht met een gemengde veestapel


Indiendatum: mei 2009

Onderwerp: Schriftelijke vragen ex art. 47 van het RvO aan het College van GS, betreffende de intensieve veehouderij in de provincie utrecht met een gemengde veestapel.
Gesteld door: Wanda Bodewitz, Partij voor de Dieren.


Geacht College van Gedeputeerde Staten,

Toelichting
“Dat er een grieppandemie komt is zeker, de vraag is wanneer” , aldus onze minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In de Nationale Risicobeoordeling 2008 opgesteld door het ministerie van Binnenlandse Zaken wordt de kans op een uitbraak van een grieppandemie beoordeeld als ‘één van de grootste risico’s voor de Nederlandse samenleving.’ Met de recente uitbraak van de varkensgriep wordt duidelijk dat we op het randje balanceren van een wereldwijde grieppandemie.

Griepvirussen van het type A waartoe zowel de varkensgriep als de vogelgriep behoren, kunnen zich genetisch recombineren. Hierdoor ontstaan nieuwe subtypen van een virus. Een belangrijke route in de ontwikkeling van een nieuw griepvirus loopt via het varken, dat zowel gevoelig is voor aviaire (vogel) als humane influenza besmetting. Het aviaire griepvirus kan zich in een varken mengen met een humaan virus, waardoor het zich tot een nieuw en op mensen overdraagbaar griepvirus omvormt. Omdat dier noch mens een natuurlijke resistentie heeft kunnen opbouwen tegen deze nieuwe subtypen, en het virus zich kan voordoen in een vorm die een hoge mortaliteit geeft onder jonge mensen met een goede weerstand , is het voorkómen van het ontstaan van nieuwe subtypes het voornaamste middel om deze bedreiging het hoofd te bieden.

Aanwijzingen dat gemengde bedrijven, dat wil zeggen bedrijven die intensieve vee- en pluimveehouderij combineren, een zwakke schakel vormen in het ontwikkelen van een nieuw griepvirus, wordt gedragen door het volgende feit. Op 13 van de 43 gemengde bedrijven werden tijdens de vogelpest uitbraak in 2003 (H7N7) varkens gevonden met antistoffen tegen ditzelfde virus.
Dit bewijst dat de huidige systemen van gemengde bedrijven niet in staat zijn om intersoortelijke besmetting uit te sluiten. Ook het RIVM rapport ‘Volksgezondheidsaspecten van veehouderij-megabedrijven in Nederland’ uit 2008 waarschuwt voor de risico’s die Gemengde Bedrijven vormen in het ontstaan van een nieuw griepvirus. Zij geeft in hetzelfde rapport een aantal belangrijke maatregelen voor het terugdringen van deze risico’s.

In de provincie Utrecht bevindt zich een aantal agrarische bedrijven die zowel varkens als pluimvee huisvesten. Met het oog op de grote gevolgen van onvermijdelijke incidenten zijn wij zeer bezorgd over het huidige landbouwbeleid. Naar aanleiding hiervan en van de bovenstaande feiten, zouden wij graag de volgende vragen stellen:

1. Bent u bekend met het RIVM rapport uit februari 2008 , getiteld: ‘Volksgezondheidsaspecten van veehouderij-megabedrijven in Nederland, zoönosen en antibioticumresistentie’?

2. Op hoeveel veehouderijen in de provincie Utrecht wordt het houden van varkens en pluimvee gecombineerd binnen één bedrijf? Wat zijn de locaties van deze bedrijven?

3. Uit het betreffende RIVM-rapport, blz 15: “Het samen huisvesten van varkens en kippen op één bedrijf wordt afgeraden in verband met de kleine kans op het ontstaan van een nieuw griepvirus door vermenging van varkens- (humane) en aviaire influenza.” Zijn sinds de uitgave van dit rapport, februari 2008, nieuwe gemengde bedrijven in de provincie Utrecht opgestart?

4. Uit het betreffende RIVM-rapport, blz 17: “Bij groei van bedrijven zonder aanpassing van bedrijfsvoering en stalconcept zullen de bedreigingen de kansen van megabedrijven overstijgen. Dit maakt het noodzakelijk extra voorwaarden te stellen aan megabedrijven.”
De voorwaarden die het RIVM aandraagt in hetzelfde rapport zijn het voorkómen van gemengde bedrijven, het aantrekken van geschoold personeel en een degelijk management, het opstellen van een calamiteitenplan, de realisatie van een minimale afstand tussen veeteelt-megabedrijven (1 à 2 kilometer) en het consulteren van een zoöloog in de ontwerpfase van een nieuw bedrijf, zodat de risico’s voor introductie en verspreiding van micro-organismen in het stalconcept verwerkt worden. Kunt u per voorwaarde aangeven in hoeverre de provincie hier beleid op heeft gemaakt, wat dit beleid inhoudt, en wie daarop controleert?

5. De vatbaarheid van dieren voor influenza neemt toe bij schaalvergroting. Bij het op grote schaal houden van varkens en pluimvee op één bedrijf bestaat de mogelijkheid tot langdurig circuleren en mogelijk uitwisselen van erfelijk materiaal van influenza virussen. Deze factoren bij elkaar maken het gemengde bedrijf tot een laboratorium voor een gevaarlijk experiment. Bent u het met ons eens dat we alle kansen die het vogelgriep virus heeft om zich te ontwikkelen tot een voor mensen dodelijk virus, en waar we enige invloed op kunnen uitoefenen, zouden moeten uitsluiten? Wat vindt u van het idee om op basis van onderzoek grenzen te stellen aan de schaalvergroting, en een oplossing te vinden die leidt tot het opheffen van de gemengde bedrijfsvoering?

6. Kunt u aangeven of u voornemens bent om de voorwaarden risicobeperking voor volksgezondheid, zoals opgesteld door het RIVM in het eerder genoemde rapport, te betrekken bij de evaluatie van het Reconstructieplan?

7. Volgens het RIVM moet er naast de Milieu Effect Rapportage die bij het aanvragen van een vergunning van een Megaveehouderijbedrijf verplicht moet worden opgesteld, een ‘GER’ worden opgesteld. D.w.z. een Gezondheids Effect Rapportage, voor zowel volks- áls diergezondheid. Dit omdat bij de bouw van nieuwe stallen de dier- en volksgezondheidsaspecten vooralsnog onderbelicht blijven. Kunt u aangeven of er al actie ondernomen is op het realiseren en het invoeren van deze ‘GER’, en of u bereid bent hier in de toekomst actie op te ondernemen?

8. Onderzoekers adviseren dat personeel op varkens- en pluimveebedrijven gevaccineerd zou moeten worden tegen influenza. Of dit wenselijk is in de Nederlandse situatie zou onderzocht moeten worden. Is hier al iets over bekend, zo ja, is het uw verantwoordelijkheid om hier beleid op te maken?

9. Wat is de planning rondom de Megabedrijven die zich nu op minder dan 1 km afstand van elkaar bevinden, zoals bijvoorbeeld in het LOG en rondom de Gemengde Bedrijven in het bijzonder? Bent u bereid de richtlijnen die het RIVM heeft opgesteld serieus te nemen, en te kijken hoe we de huidige intensieve veeteelt hierop kunnen aanpassen? Op welke manier?

Namens de fractie van de Partij voor de Dieren,
Hoogachtend, Wanda Bodewitz



BIJLAGE I

Chart of influenza pandemics
Epidemics (avail. data) Year People infected Deaths Death rate %
Spanish flu (worldwide est)
1918–19 500 million 50 million 10%
Asian flu (U.S.)
1957 45 million 70,000 0.16%
Hong Kong flu (U.S.)
1968–69 50 million 33,000 0.07%
Avian flu (worldwide)
1990–today 421 257 61%
SARS (worldwide)
2002–03 8,096 774 9.6%
General flu (U.S.) [4]
yearly average 50 million 36,000 0.08%
Swine flu (worldwide) "confirmed" as of 5/03/2009 935 20 2.1%

Indiendatum: mei 2009
Antwoorddatum: 30 jun. 2009

Utrecht, 30 juni 2009
Pythagoraslaan 101
Tel. 030-2589111

Afdeling : GRN
nummer : 2009ONT236893

Onderwerp: Schriftelijke vragen ex art. 47 van het RvO aan het College van GS, betreffende de
intensieve veehouderij in de provincie utrecht met een gemengde veestapel (d.d. 4 mei 2009).


Toelichting
“Dat er een grieppandemie komt is zeker, de vraag is wanneer” , aldus onze minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In de Nationale Risicobeoordeling 2008 opgesteld door het ministerie van Binnenlandse Zaken wordt de kans op een uitbraak van een grieppandemie beoordeeld als ‘één van de grootste risico’s voor de Nederlandse samenleving.’ Met de recente uitbraak van de varkensgriep wordt duidelijk dat we op het randje balanceren van een wereldwijde grieppandemie.

Griepvirussen van het type A waartoe zowel de varkensgriep als de vogelgriep behoren, kunnen zich genetisch recombineren. Hierdoor ontstaan nieuwe subtypen van een virus. Een belangrijke route in de ontwikkeling van een nieuw griepvirus loopt via het varken, dat zowel gevoelig is voor aviaire (vogel) als humane influenza besmetting. Het aviaire griepvirus kan zich in een varken mengen met een humaan virus, waardoor het zich tot een nieuw en op mensen overdraagbaar griepvirus omvormt.

Omdat dier noch mens een natuurlijke resistentie heeft kunnen opbouwen tegen deze nieuwe subtypen, en het virus zich kan
voordoen in een vorm die een hoge mortaliteit geeft onder jonge mensen met een goede weerstand , is het voorkómen van het ontstaan van nieuwe subtypes het voornaamste middel om deze bedreiging het hoofd te bieden.

Aanwijzingen dat gemengde bedrijven, dat wil zeggen bedrijven die intensieve vee- en pluimveehouderij combineren, een zwakke schakel vormen in het ontwikkelen van een nieuw griepvirus, wordt gedragen door het volgende feit. Op 13 van de 43 gemengde bedrijven werden tijdens de vogelpest uitbraak in 2003 (H7N7) varkens gevonden met antistoffen tegen ditzelfde virus.
Dit bewijst dat de huidige systemen van gemengde bedrijven niet in staat zijn om intersoortelijke besmetting uit te sluiten. Ook het RIVM rapport ‘Volksgezondheidsaspecten van veehouderij-megabedrijven in Nederland’ uit 2008 waarschuwt voor de risico’s die Gemengde Bedrijven vormen in het ontstaan van een nieuw griepvirus. Zij geeft in hetzelfde rapport een aantal belangrijke maatregelen voor het terugdringen van deze risico’s.

In de provincie Utrecht bevindt zich een aantal agrarische bedrijven die zowel varkens als pluimvee huisvesten. Met het oog op de grote gevolgen van onvermijdelijke incidenten zijn wij zeer bezorgd over het huidige landbouwbeleid. Naar aanleiding hiervan en van de bovenstaande feiten, zouden wij graag de volgende vragen stellen:

1. Bent u bekend met het RIVM rapport uit februari 2008 , getiteld: ‘Volksgezondheidsaspecten van
veehouderij-megabedrijven in Nederland, zoönosen en antibioticumresistentie’?

Antwoord: Ja, wij kennen dit rapport.


2. Op hoeveel veehouderijen in de provincie Utrecht wordt het houden van varkens en pluimvee gecombineerd binnen één bedrijf? Wat zijn de locaties van deze bedrijven?

Antwoord: Op 44 veehouderijbedrijven in de provincie Utrecht worden zowel varkens als pluimvee bedrijfsmatig gehouden. Deze bedrijven zijn als volgt verdeeld over de provincie:


Tabel: Aantal veebedrijven met zowel varkens als pluimvee per gemeente:

Abcoude 1
Bunnik 1
Bunschoten 1
De Bilt 4
Houten 1
Leusden 2
Lopik 3
Nieuwegein 1
Renswoude 9
Rhenen 3
Utrecht 6
Utrechtse Heuvelrug 7
Veenendaal 1
IJsselstein 1
Woudenberg 3
Totaal provincie Utrecht 44



3. Uit het betreffende RIVM-rapport, blz 15: “Het samen huisvesten van varkens en kippen op één
bedrijf wordt afgeraden in verband met de kleine kans op het ontstaan van een nieuw griepvirus
door vermenging van varkens- (humane) en aviaire influenza.” Zijn sinds de uitgave van dit rapport, februari 2008, nieuwe gemengde bedrijven in de provincie Utrecht opgestart?

Antwoord: Er zijn sinds februari 2008 in de provincie Utrecht geen nieuwe gemengde bedrijven met varkens en pluimvee gestart.


4. Uit het betreffende RIVM-rapport, blz 17: “Bij groei van bedrijven zonder aanpassing van
bedrijfsvoering en stalconcept zullen de bedreigingen de kansen van megabedrijven overstijgen. Dit
maakt het noodzakelijk extra voorwaarden te stellen aan megabedrijven.”
De voorwaarden die het RIVM aandraagt in hetzelfde rapport zijn het voorkómen van gemengde
bedrijven, het aantrekken van geschoold personeel en een degelijk management, het opstellen van
een calamiteitenplan, de realisatie van een minimale afstand tussen veeteelt-megabedrijven (1 à 2
kilometer) en het consulteren van een zoöloog in de ontwerpfase van een nieuw bedrijf, zodat de
risico’s voor introductie en verspreiding van micro-organismen in het stalconcept verwerkt worden.
Kunt u per voorwaarde aangeven in hoeverre de provincie hier beleid op heeft gemaakt, wat dit
beleid inhoudt, en wie daarop controleert?

Antwoord: Alvorens deze vraag te beantwoorden is het goed vast te stellen welke verantwoordelijkheden de provincie en andere overheden hebben bij de beleidsvorming en beleidsuitvoering rond diergezondheid en volksgezondheid in relatie tot de veehouderij.
Minister Verburg van LNV en minister Klink van VWS hebben op 21 januari 2009 en 29 mei 2009 brieven aan de Tweede Kamer gestuurd over veehouderij en gezondheidsrisico’s. In deze brieven is verwoord dat het ministerie van LNV verantwoordelijk is voor de beleidsvorming en regelgeving op het terrein van diergezondheid en het ministerie van VWS op het terrein van volksgezondheid.

Waar raakvlakken bestaan tussen beide beleidsterreinen streven beide ministeries naar een afgestemd beleid.
Waar het gaat om vergunningverlening aan veehouderijen is de gemeente het bevoegd gezag en de gemeente zal bij de vergunningverlening en handhaving rekening houden met kaders en regelgeving van het rijk op het gebied van diergezondheid en volksgezondheid. De overheid bemoeit zich niet met het personeelsbeleid en het algemene management van veehouderijbedrijven. Dit is een verantwoordelijk van het landbouwbedrijfsleven. Wel controleert de overheid (AID,VWA) of algemene diergezondheids- volksgezondheids- en hygiënevoorschriften op de veebedrijven nageleefd worden.
Uit deze beschrijving van verantwoordelijkheden bij de beleidsvorming en beleidsuitvoering rond diergezondheid en volksgezondheid in relatie tot de veehouderij blijkt dat deze verantwoordelijkheden vooral bij het rijk en de gemeenten liggen en niet of nauwelijks bij de provincie. Omdat voor de in uw vraag benoemde aanbevelingen de verantwoordelijkheid bij andere overheden dan de provincie ligt, hebben wij hier geen beleid op gemaakt. De provincie zou mogelijk wel betrokken kunnen worden bij de beleidsuitvoering, indien het rijk vanuit volksgezondheidsperspectief ruimtelijk relevante regels voor de vestiging van veebedrijven vast zou stellen, die vertaald moeten worden in ruimtelijke plannen. Dit is op dit moment echter niet het geval.
Minister Klink van VWS zegt in zijn beleidsbrief van 29 mei 2009 mede namens minister Verburg van LNV op dit moment in het onderzoek van het RIVM en andere onderzoeken geen aanleiding te zien om aanvullende landelijk geldende normen te stellen aan de intensieve veehouderij. Daarbij heeft de minister overwogen dat megabedrijven niet alleen maar een verslechtering hoeven te betekenen wat betreft gezondheidsrisico’s, maar ook kansen bieden. Bijvoorbeeld doordat een gesloten bedrijfsvoering en installatie van moderne hygiënevoorzieningen mogelijk wordt. Wat betreft de aanbeveling van het RIVM voor een afstandsnorm tussen veebedrijven dient bedacht te worden dat bij de verspreiding van veeziektes andere besmettingsroutes dan transport via de lucht veel belangrijker zijn. Wat betreft het risico op het ontstaan van gevaarlijke nieuwe griepvirussen op gemengde bedrijven met pluimvee en varkens, heeft het rijk dit risico niet zodanig ingeschat dat vanuit het rijk ingrijpende maatregelen zoals het verbieden van dergelijke gemengde bedrijven nodig zijn.
In de beleidsbrief doet de minister ook mededeling van de start van een nieuw onderzoek naar gezondheidsrisico’s in relatie tot de veehouderij.
De minister sluit niet uit dat dit onderzoek er toe kan leiden dat het rijk in de toekomst wel nieuwe normen en eisen zal vaststellen. Voor zover eventuele nieuwe normen en eisen relevant zijn voor het provinciaal ruimtelijk beleid voor de veehouderij , zal de provincie rekening houden met deze normen en eisen.
Tot slot heeft de minister de gemeenten in deze brief gewezen op de mogelijkheid voor gemeenten om zich door de GGD te laten adviseren over volksgezondheidsaspecten bij het opstellen en wijzigen van bestemmingsplannen en bij de vergunningverlening aan veehouderijen.

5. De vatbaarheid van dieren voor influenza neemt toe bij schaalvergroting. Bij het op grote
schaal houden van varkens en pluimvee op één bedrijf bestaat de mogelijkheid tot langdurig
circuleren en mogelijk uitwisselen van erfelijk materiaal van influenza virussen. Deze
factoren bij elkaar maken het gemengde bedrijf tot een laboratorium voor een gevaarlijk
experiment. Bent u het met ons eens dat we alle kansen die het vogelgriep virus heeft om
zich te ontwikkelen tot een voor mensen dodelijk virus, en waar we enige invloed op
kunnen uitoefenen, zouden moeten uitsluiten?


Wat vindt u van het idee om op basis van
onderzoek grenzen te stellen aan de schaalvergroting, en een oplossing te vinden die leidt
tot het opheffen van de gemengde bedrijfsvoering?
Antwoord: GS vinden het belangrijk dat de verantwoordelijke overheden aandacht schenken aan mogelijkheden om het risico op het ontstaan van voor de mens gevaarlijke influenza virussen te verkleinen. Bij het overwegen van mogelijke maatregelen zal een zorgvuldige afweging plaatsvinden, waarbij gekeken wordt naar het risicobeperkend effect van de maatregel , maatschappelijke en economische gevolgen en uitvoerbaarheid. Bij de beantwoording van vraag 4 hebben wij al vermeld dat het rijk op dit moment op basis van de huidige kennis over gezondheidsrisico’s geen aanleiding ziet om grenzen te stellen aan de omvang van veehouderijbedrijven of om gemengde veehouderij te verbieden. Wij delen dit standpunt van het rijk.

6. Kunt u aangeven of u voornemens bent om de voorwaarden risicobeperking voor volksgezondheid,
zoals opgesteld door het RIVM in het eerder genoemde rapport, te betrekken bij de evaluatie van
het Reconstructieplan?

Antwoord: Bij de evaluatie of actualisatie van het reconstructieplan gaat het voornamelijk om ruimtelijk beleid. Slechts twee aanbevelingen uit het RIVM rapport zijn ruimtelijk relevant. Het betreft de door de RIVM voorgestelde afstandsnorm van 1 á 2 km tussen megaveeteeltbedrijven en het tegengaan van gemengde veebedrijven met pluimvee en varkens. Bij de beantwoording van vraag 4 is al weergegeven waarom het rijk op dit moment deze gemengde bedrijven niet verbiedt en ook nog geen aanleiding ziet om vanuit het rijk aanvullende normen of eisen te stellen aan de veehouderij. Vooralsnog laat het rijk dit aan gemeenten, die mede op basis van een advies van de GGD een besluit kunnen nemen met inachtneming van de lokale omstandigheden. De minister van VWS sluit niet uit dat nieuw onderzoek er toe kan leiden dat het rijk in de toekomst wel nieuwe normen en eisen zal vaststellen. Voor zover eventuele nieuwe normen en eisen relevant zijn voor het provinciaal ruimtelijk beleid voor de veehouderij en ten tijde van de komende actualisatie vastgesteld zijn, zal de provincie bij de komende actualisatie van de reconstructie rekening houden met deze normen en eisen.

7. Volgens het RIVM moet er naast de Milieu Effect Rapportage die bij het aanvragen van een
vergunning van een Megaveehouderijbedrijf verplicht moet worden opgesteld, een ‘GER’ worden
opgesteld. D.w.z. een Gezondheids Effect Rapportage, voor zowel volks- áls diergezondheid. Dit
omdat bij de bouw van nieuwe stallen de dier- en volksgezondheidsaspecten vooralsnog
onderbelicht blijven. Kunt u aangeven of er al actie ondernomen is op het realiseren en het
invoeren van deze ‘GER’, en of u bereid bent hier in de toekomst actie op te ondernemen?

Antwoord: De provincie speelt geen rol bij het bewaken van gezondheidsaspecten bij de vergunningverlening aan veebedrijven. Het ministerie van VWS stelt hiervoor de kaders en de gemeente heeft op grond van de Wet publieke gezondheid de taak om gezondheidsaspecten te betrekken bij de vergunningverlening aan veehouderijen. Het ministerie van VWS heeft het opstellen van een GER bij aanvragen voor een megaveehouderij niet verplicht gesteld, maar biedt gemeenten wel de mogelijkheid om gebruik te maken van deskundige advisering door de GGD.


8. Onderzoekers adviseren dat personeel op varkens- en pluimveebedrijven gevaccineerd zou moeten
worden tegen influenza. Of dit wenselijk is in de Nederlandse situatie zou onderzocht moeten
worden. Is hier al iets over bekend, zo ja, is het uw verantwoordelijkheid om hier beleid op te
maken?

Antwoord: Hierover is op dit moment nog niets bekend en de provincie heeft geen verantwoordelijkheid om hier beleid op te maken.


9. Wat is de planning rondom de Megabedrijven die zich nu op minder dan 1 km afstand van elkaar
bevinden, zoals bijvoorbeeld in het LOG en rondom de Gemengde Bedrijven in het bijzonder? Bent
u bereid de richtlijnen die het RIVM heeft opgesteld serieus te nemen, en te kijken hoe we de
huidige intensieve veeteelt hierop kunnen aanpassen? Op welke manier?

Antwoord: De Utrechtse intensieve veehouderij kent slechts één megabedrijf volgens de gangbare 500 nge norm. Dit is geen gemengd bedrijf. De huidige bestemmingsplannen bieden geen ruimte voor nieuwe megaveehouderijbedrijven.
Zoals bij de beantwoording van vraag 4 en 5 al is vermeld nemen de verantwoordelijke overheden de gezondheidsaspecten rond de veehouderij zeer serieus, maar komen rijk, provincies en gemeenten in een totaalafweging van alle relevante aspecten tot oplossingen ,die niet in alle gevallen dezelfde zijn als door het RIVM zijn voorgesteld.



Gedeputeerde Staten van Utrecht,

voorzitter,

secretaris,

Interessant voor jou

Vragen over wegvangen van karpers uit de Mijdrechtse Bovenlanden

Lees verder

Vragen over Faunabeheerplan 2009-2014 (vervolg)

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer