Vragen over wegvangen van karpers uit de Mijd­rechtse Boven­landen


Indiendatum: apr. 2009

Datum: 21 april 2009
Onderwerp: Schriftelijke vragen ex artikel 47 van het RvO aan het college van GS, gesteld door Wanda Bodewitz van de Partij voor de Dieren betreffende het wegvangen van karpers uit de Mijdrechtse
Bovenlanden.


Toelichting
In het op 20 oktober 2008 door Provinciale Staten vastgestelde ‘Programma Uitvoering KRW-maatregelen’ is een project opgenomen voor natuurvriendelijke inrichting van oevers in de Mijdrechtse Bovenlanden. Een onderdeel van dit plan bestaat uit het wegvangen van karpers om oeverafkalving te voorkomen. De suggestie dat de aanwezigheid van karpers in relatie staat met de oeverafkalving werd echter niet onderbouwd in het Programma Uitvoering KRW-maatregelen. De Partij voor de Dieren diende daarom op 20-10-08 een motie in om het wegvangen van de karpers geen onderdeel te laten zijn van het project ‘Natuurvriendelijke Oevers Bovenlanden’. Deze motie werd afgewezen. Wel zou men het rapport, dat een onderbouwing vormt voor het wegvangen van de karpers, ons doen toekomen.
Inmiddels zijn de rapporten ons toegekomen die de geplande maatregel tot wegvangst van de karpers hadden moeten verduidelijken. Na het doornemen van de rapporten is de reden van de maatregel ons echter nog steeds onduidelijk. We vermoeden dat er wellicht te snel conclusies zijn getrokken en dat alternatieven onderbelicht zijn gebleven. Graag stellen wij u hierover een aantal vragen.




1. In de aangeleverde memo ‘onderbouwing wegvangen karpers Mijdrechtse Bovenlanden’ worden drie verschillende redenen genoemd voor het wegvangen van de karpers. Namelijk het veilig stellen van de ontwikkeling van de jonge rietaanplant, een verandering van de samenstelling van de visstand en het elimineren van de oorzaak van de oeverafkalving. Is dit juist?

2. De geplande rietoevers kunnen van invloed zijn op de toestand van het water in de Mijdrechtse Bovenlanden.
In een rapport van STOWA, Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer, wordt de aanleg van rietoevers zelfs genoemd als een bijdrage om een omslag van troebel naar helder water te bewerkstelligen. Een gebiedspecifieke waarde voor kritische fosfaatbelasting moet daarvoor worden bereikt. Kunt u aangeven wat de gebiedspecifieke waarde voor kritische fosfaatbelasting is van de Mijdrechtste Bovenlanden, en of de ontwikkeling van een rietvegetatie een omslag van troebel naar helder in gang kan zetten?

3. Indien dit niet het geval is, zal de toestand van het water onveranderd blijven. Het water- en viswatertype in de Mijdrechtse Bovenlanden wordt in het Waternet rapport als volgt omschreven:
“In het waterrijke gebied Omgeving Kromme Mijdrecht is de hoogste visbiomassa van het deelgebied aangetroffen.
De voedselrijke omstandigheden zijn waarschijnlijk het gevolg van verschillende factoren (…) Zoals aangegeven domineert karper de visstand met een gewichtsaandeel van 62%.”
En:
“Door seizoensgebonden of permanente groen- en blauwalgengroei is er een zeer geringe zichtdiepte. De ontwikkeling van waterplanten is gering. Snoek en snoekbaars, predatoren van de karper, zijn afwezig en de biomassa van witvis waaronder karpers en brasem is 90% of meer. De toestand is ideaal voor witvis.”
Het grote aandeel karpers in de visstand van de Mijdrechtse Bovenlanden is dus een gevolg van de watertoestand.
Het is logisch om aan te nemen dat de samenstelling van de visstand, ook na het wegvangen van de karpers, op den duur ongewijzigd zal blijven, gezien het feit dat de grote karperpopulatie voortvloeit uit de watertoestand. Het wegvangen van karpers ten behoeve van een andere samenstelling van de visstand is in dit scenario weinig zinvol. Kunt u aangeven waarom u denkt dat het wegvangen van de karpers uit de Mijdrechtse Bovenlanden van invloed zal zijn op de samenstelling van de visstand?

4. Wellicht zal de geplande rietvegetatie de fosfaatbelasting in de wateren zodanig reduceren dat een omslag van troebel naar helder water wordt bereikt. Indien dit het geval is, zal er een ander ‘viswatertype’ ontstaan, waarin een populatie van de natuurlijke predators van karpers de gelegenheid krijgt om tot ontwikkeling te komen. Snoek en snoekbaars voelen zich thuis is helder water en hebben kans op succesvolle bejaging door meer zichtdiepte. Ook vormen de rietoevers een belangrijke rol als ontwikkelingsgebied van deze vissoorten. Het ligt voor de hand om aan te nemen dat bij een verandering van de toestand van het water, de karperpopulatie vanzelf afneemt ten gunste van andere vissoorten. Kunt u aangeven waarom u denkt dat het wegvangen van karpers uit de Mijdrechtse Bovenlanden een zinvolle investering is ten behoeve van een andere samenstelling van de visstand?

5. In de rapporten die ons zijn toegekomen, te weten het Waternetrapport en de Waternet Memo ‘Onderbouwing wegvangen van karpers in de Mijdrechtse Bovenlanden’, wordt geen relatie tussen de aanwezigheid van karpers en de oevererosie aangetoond. Er is sprake van het naast elkaar plaatsen van twee feiten, te weten de hoge populatiedichtheid van karpers en de oevererosie. Hiermee ontbreekt nog steeds een onderbouwing van een relatie tussen deze twee feiten. Kunt u aangeven op welk onderzoeksrapport u zich baseert in uw aanname dat de karpers verantwoordelijk zijn voor de opgetreden oevererosie?

6. Bent u bekend met het artikel: ‘Vechten tegen Veen- en Kantrot’ ?

7. In de Waternet Memo ‘Onderbouwing wegvangen van karpers in de Mijdrechtse Bovenlanden’ wordt de oevererosie verklaard uit de inlaat van gebiedsvreemd water en de daarmee samenhangende ‘kantrot’. In ditzelfde rapport staan, naast deze verklaring, maatregelen genoemd die specifiek voor dit probleem een oplossing bieden. Kunt u aangeven waarom u in uw beleid geen definitief verband legt tussen kantrot en oevererosie in de Mijdrechtse Bovenlanden door nog steeds de karpers te noemen als oorzaak voor de oevererosie?

8. Het wegvangen van de karpers heeft na de bovenstaande conclusies slechts een succesvolle ontwikkeling van de jonge rietaanplant in de geplande natuurvriendelijke oevers tot doel. Omdat de planten na ontwikkeling van de rietvegetatie niet langer een aantrekkelijke voedselbron vormen voor de karpers, lijkt de maatregel tot wegvangen het doel voorbij te schieten. Het plaatsen van een tijdelijke gaasbarrière in het water tegen het aanvreten van riet lijkt ons daarom een goede en haalbare oplossing. Niet ondenkbaar is dat dit tevens noodzakelijk blijkt om aanvraat door watervogels te voorkomen, zoals aangegeven door Drs. Judith Sarneel, onderzoekster bij de Universiteit van Utrecht. Wat vindt u van dit diervriendelijke alternatief?

9. Zowel de optredende oevererosie als de verandering in de visstand kan opgelost worden door een verbetering van de waterkwaliteit. Het aanleggen van rietoevers kan hier deel van uitmaken. In het STOWA rapport worden behalve deze ook andere maatregelen genoemd ten behoeve van een betere waterkwaliteit. Enkele voorbeelden zijn een flexibeler peilbeheer, analyse van het water dat door de pompen wordt ingelaten omdat een verkeerde samenstelling het vrijkomen van fosfaat uit de bodem stimuleert, en manipulatie van de waterbodem door baggeren, het toedienen van ijzer of bodem voorzien van een laagje zand. In hoeverre bent u bereid om naar aanleiding hiervan uit te zien naar andere, duurzame oplossingen om de door u beoogde doelen te bereiken?

10. Bent u bereid, gezien al het bovenstaande, het verwijderen van de gehele karperpopulatie uit de Mijdrechtse Bovenlanden als onderdeel van het project voor natuurvriendelijke inrichting van de oevers van de Mijdrechtse Bovenlanden te laten vervallen?

Indiendatum: apr. 2009
Antwoorddatum: 19 mei 2009

Onderwerp: Beantwoording schriftelijke vragen ex artikel 47 van het RvO aan het college van GS, gesteld door Wanda Bodewitz van de Partij voor de Dieren betreffende het wegvangen van karpers uit de Mijdrechtse Bovenlanden (d.d. 21april 2009).


Toelichting

In het op 20 oktober 2008 door Provinciale Staten vastgestelde ‘Programma Uitvoering KRW-maatregelen’ is een project opgenomen voor natuurvriendelijke inrichting van oevers in de Mijdrechtse Bovenlanden. Een onderdeel van dit plan bestaat uit het wegvangen van karpers om oeverafkalving te voorkomen. De suggestie dat de aanwezigheid van karpers in relatie staat met de oeverafkalving werd echter niet onderbouwd in het Programma Uitvoering KRW-maatregelen. De Partij voor de Dieren diende daarom op 20-10-08 een motie in om het wegvangen van de karpers geen onderdeel te laten zijn van het project ‘Natuurvriendelijke Oevers Bovenlanden’. Deze motie werd afgewezen. Wel zou men het rapport, dat een onderbouwing vormt voor het wegvangen van de karpers, ons doen toekomen.
Inmiddels zijn de rapporten ons toegekomen die de geplande maatregel tot wegvangst van de karpers hadden moeten verduidelijken. Na het doornemen van de rapporten is de reden van de maatregel ons echter nog steeds onduidelijk. We vermoeden dat er wellicht te snel conclusies zijn getrokken en dat alternatieven onderbelicht zijn gebleven. Graag stellen wij u hierover een aantal vragen.

1. In de aangeleverde memo ‘onderbouwing wegvangen karpers Mijdrechtse Bovenlanden’ worden drie verschillende redenen genoemd voor het wegvangen van de karpers. Namelijk het veilig stellen van de ontwikkeling van de jonge rietaanplant, een verandering van de samenstelling van de visstand en het elimineren van de oorzaak van de oeverafkalving. Is dit juist?

Antwoord
Ja.


2. De geplande rietoevers kunnen van invloed zijn op de toestand van het water in de Mijdrechtse Bovenlanden.
In een rapport van STOWA, Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer, wordt de aanleg van rietoevers zelfs genoemd als een bijdrage om een omslag van troebel naar helder water te bewerkstelligen. Een gebiedspecifieke waarde voor kritische fosfaatbelasting moet daarvoor worden bereikt. Kunt u aangeven wat de gebiedspecifieke waarde voor kritische fosfaatbelasting is van de Mijdrechtste Bovenlanden, en of de ontwikkeling van een rietvegetatie een omslag van troebel naar helder in gang kan zetten?

Antwoord
Bij het opstellen van het KRW-maatregelpakket door het waterschap is onderzocht wat de kritische P-belasting is en met welke maatregelen een omslag van troebel naar helder kan worden bereikt. Één van de maatregelen om een omslag te forceren is het wegvangen van de karpers


3. Indien dit niet het geval is, zal de toestand van het water onveranderd blijven. Het water- en viswatertype in de Mijdrechtse Bovenlanden wordt in het Waternet rapport als volgt omschreven:
“In het waterrijke gebied Omgeving Kromme Mijdrecht is de hoogste visbiomassa van het deelgebied aangetroffen.
De voedselrijke omstandigheden zijn waarschijnlijk het gevolg van verschillende factoren (…) Zoals aangegeven domineert karper de visstand met een gewichtsaandeel van 62%.”
En:
“Door seizoensgebonden of permanente groen- en blauwalgengroei is er een zeer geringe zichtdiepte. De ontwikkeling van waterplanten is gering. Snoek en snoekbaars, predatoren van de karper, zijn afwezig en de biomassa van witvis waaronder karpers en brasem is 90% of meer. De toestand is ideaal voor witvis.”
Het grote aandeel karpers in de visstand van de Mijdrechtse Bovenlanden is dus een gevolg van de watertoestand.




Het is logisch om aan te nemen dat de samenstelling van de visstand, ook na het wegvangen van de karpers, op den duur ongewijzigd zal blijven, gezien het feit dat de grote karperpopulatie voortvloeit uit de watertoestand. Het wegvangen van karpers ten behoeve van een andere samenstelling van de visstand is in dit scenario weinig zinvol. Kunt u aangeven waarom u denkt dat het wegvangen van de karpers uit de Mijdrechtse Bovenlanden van invloed zal zijn op de samenstelling van de visstand?

Antwoord
Zie het antwoord op vraag 2. Het wegvangen is één van de maatregelen die een omslag kan forceren als de kritische P-belasting is bereikt.


4. Wellicht zal de geplande rietvegetatie de fosfaatbelasting in de wateren zodanig reduceren dat een omslag van troebel naar helder water wordt bereikt. Indien dit het geval is, zal er een ander ‘viswatertype’ ontstaan, waarin een populatie van de natuurlijke predators van karpers de gelegenheid krijgt om tot ontwikkeling te komen. Snoek en snoekbaars voelen zich thuis is helder water en hebben kans op succesvolle bejaging door meer zichtdiepte. Ook vormen de rietoevers een belangrijke rol als ontwikkelingsgebied van deze vissoorten. Het ligt voor de hand om aan te nemen dat bij een verandering van de toestand van het water, de karperpopulatie vanzelf afneemt ten gunste van andere vissoorten. Kunt u aangeven waarom u denkt dat het wegvangen van karpers uit de Mijdrechtse Bovenlanden een zinvolle investering is ten behoeve van een andere samenstelling van de visstand?

Antwoord
Als de P-belasting van een watersysteem laag genoeg is en er kan een gezonde roofvispopulatie ontstaan, dan kan het watersysteem weer in evenwicht komen. De aanwezigheid van de grote aantallen karpers is een risico voor het bereiken van evenwicht. Door de karpers weg te vangen kan sneller een gezonde roofvispopulatie ontstaan.

5. In de rapporten die ons zijn toegekomen, te weten het Waternetrapport en de Waternet Memo ‘Onderbouwing wegvangen van karpers in de Mijdrechtse Bovenlanden’, wordt geen relatie tussen de aanwezigheid van karpers en de oevererosie aangetoond. Er is sprake van het naast elkaar plaatsen van twee feiten, te weten de hoge populatiedichtheid van karpers en de oevererosie. Hiermee ontbreekt nog steeds een onderbouwing van een relatie tussen deze twee feiten. Kunt u aangeven op welk onderzoeksrapport u zich baseert in uw aanname dat de karpers verantwoordelijk zijn voor de opgetreden oevererosie?

Antwoord
Op basis van de gegevens die wij u hebben verstrekt en de kennis die bij het waterschap aanwezig is, heeft het waterschap de maatregel opgenomen in het project. Het project start in 2010. Bij de voorbereiding van het project zal het waterschap een nader onderzoek doen naar de meest effectieve maatregelen. Als de doelen van de Europeese Kaderrichtlijn Water kunnen worden bereikt zonder de karpers weg te vangen heeft dit de voorkeur van zowel ons als het waterschap.



6. Bent u bekend met het artikel: ‘Vechten tegen Veen- en Kantrot’ ?

Antwoord
Ja.


7. In de Waternet Memo ‘Onderbouwing wegvangen van karpers in de Mijdrechtse Bovenlanden’ wordt de oevererosie verklaard uit de inlaat van gebiedsvreemd water en de daarmee samenhangende ‘kantrot’. In ditzelfde rapport staan, naast deze verklaring, maatregelen genoemd die specifiek voor dit probleem een oplossing bieden. Kunt u aangeven waarom u in uw beleid geen definitief verband legt tussen kantrot en oevererosie in de Mijdrechtse Bovenlanden door nog steeds de karpers te noemen als oorzaak voor de oevererosie?

Antwoord
Het memo van Waternet noemt de karpers als één van de mogelijke oorzaken. Zoals bij vraag 5 aangegeven wil het waterschap nader onderzoek doen voor de noodzaak en eventuele alternatieven van het wegvangen van de karpers.


8. Het wegvangen van de karpers heeft na de bovenstaande conclusies slechts een succesvolle ontwikkeling van de jonge rietaanplant in de geplande natuurvriendelijke oevers tot doel. Omdat de planten na ontwikkeling van de rietvegetatie niet langer een aantrekkelijke voedselbron vormen voor de karpers, lijkt de maatregel tot wegvangen het doel voorbij te schieten. Het plaatsen van een tijdelijke gaasbarrière in het water tegen het aanvreten van riet lijkt ons daarom een goede en haalbare oplossing. Niet ondenkbaar is dat dit tevens noodzakelijk blijkt om aanvraat door watervogels te voorkomen, zoals aangegeven door Drs. Judith Sarneel, onderzoekster bij de Universiteit van Utrecht. Wat vindt u van dit diervriendelijke alternatief?

Antwoord
Zoals aangegeven bij vraag 5 is het waterschap bereid alternatieven en de noodzaak van de maatregelen te onderzoeken. Wij zullen uw suggestie aan het waterschap meegeven.





9. Zowel de optredende oevererosie als de verandering in de visstand kan opgelost worden door een verbetering van de waterkwaliteit. Het aanleggen van rietoevers kan hier deel van uitmaken. In het STOWA rapport worden behalve deze ook andere maatregelen genoemd ten behoeve van een betere waterkwaliteit. Enkele voorbeelden zijn een flexibeler peilbeheer, analyse van het water dat door de pompen wordt ingelaten omdat een verkeerde samenstelling het vrijkomen van fosfaat uit de bodem stimuleert, en manipulatie van de waterbodem door baggeren, het toedienen van ijzer of bodem voorzien van een laagje zand. In hoeverre bent u bereid om naar aanleiding hiervan uit te zien naar andere, duurzame oplossingen om de door u beoogde doelen te bereiken?

Antwoord
Zoals aangegeven bij vraag 5 is het waterschap bereid alternatieven en de noodzaak van de maatregelen te onderzoeken.


10. Bent u bereid, gezien al het bovenstaande, het verwijderen van de gehele karperpopulatie uit de Mijdrechtse Bovenlanden als onderdeel van het project voor natuurvriendelijke inrichting van de oevers van de Mijdrechtse Bovenlanden te laten vervallen?

Antwoord
De KRW-doelstellingen van de EU zijn resultaatsverplichtingen. Wij hebben toezicht op de waterschappen en spreken hen aan op het halen van de doelen. Het heeft onze voorkeur en de voorkeur van het waterschap de doelen te bereiken zonder het wegvangen van de karpers. Pas als uit het onderzoek van het waterschap blijkt dat de KRW-doelstellingen kunnen worden bereikt zonder de karpers weg te vangen zal de maatregel vervallen.


Gedeputeerde Staten van Utrecht,



voorzitter,

secretaris

Interessant voor jou

Vragen over Faunabeheerplan 2009-2014

Lees verder

Vragen over de intensieve veehouderij in de provincie Utrecht met een gemengde veestapel

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer