Vragen over lozingen van een mest­ver­gister en inten­sieve landbouw


Indiendatum: apr. 2017

Geachte College van Gedeputeerde Staten,

Toelichting

Enkele veehouders rondom Cothen hebben een aanvraag gedaan voor het realiseren van een mestvergister. Het gaat om een grootschalige vergistingsinstallatie met een capaciteit van 90.000 ton biomassa per jaar, waarvan 95% bestaat uit dierlijke meststoffen afkomstig uit de intensieve veehouderij.

Een incident met een mestverwerkingsinstallatie in het Belgische dorp Zevekote deed zich vrijdagavond 31 maart j.l. voor. Hierbij kwamen giftige wolken salpeterzuur vrij uit een gescheurde opslagtank. In verband met gezondheidsrisico’s werden twee dorpen volledig ontruimd.[1] Hoewel het hier om een ander systeem gaat, staat vast dat mestverwerking een industriële activiteit is waaraan risico’s voor omwonenden zijn verbonden. [2]

De intensieve veehouderij legt een groot beslag op onze omgeving en pleegt een aanslag op ons directe en indirecte leefmilieu. Denk hierbij aan het verbouwen en importeren van veevoer, boskap, bodem- verschraling en –verdroging en het gebruik van antibiotica. Mestvergisting is een manier van mestverwerking die als gevolg heeft dat koeien méér of alleen op stal worden gehouden. Daarmee ondersteunt mestvergisting de intensieve veeteelt en is het een stap in de richting van vergaande industrialisatie van de veehouderij. Het biogas dat na mestvergisting vrijkomt, kan volgens de Partij voor de Dieren daarom niet als groen of toekomstbestendig worden gezien.

De provincie werkt aan een gezonde en duurzame toekomst van het Kromme Rijngebied en haar inwoners. Tevens is de provincie gestart met het formuleren van een landbouwvisie waarmee zij beoogt een duurzame koers voor de landbouw uit te zetten. Haaks op deze feiten staat de vergunning voor een mestvergister in Cothen die afvalwater gaat lozen op de Kromme Rijn. De Kromme Rijn is een unieke watergang met belangrijke natuurwaarden, waarvoor strenge waterkwaliteitsnormen gelden. Deze normen zijn tot nu toe niet gehaald.

In verlengde van het bovenstaande is de Partij voor de Dieren verbaasd dat de provincie op 29 maart j.l. de ontwikkelingsplannen voor de mestvergistingsinstallatie in Cothen heeft goedgekeurd.[3]

Onze fractie wil daarom een aantal vragen aan u voorleggen:

Vragen

1. Welk deel van de jaarlijkse aangevoerde 90.000 ton biomassa is van buiten de provincie Utrecht afkomstig, vanaf welke locaties worden de mest en biomassa aangevoerd en op welke manier worden deze getransporteerd naar Cothen?

2. Wat zijn de risico’s voor de omwonenden van deze vergistingsinstallatie, en hoe worden zij hierover geïnformeerd?

In de mestvergister wordt het organische deel uit de mest omgezet naar energie. Stikstof en fosfaat blijven na het vergistingsproces in gelijke hoeveelheden in het vergistingsresidu aanwezig.

3. Wat gebeurt er met het residu (digestaat) na het vergistingsproces?

4. Veelal kan een mestvergister zonder subsidie economisch niet uit. Is er subsidie verleend voor deze mestvergister of voor de verwerking van de reststoffen en zo ja, om welk bedrag gaat het, door wie is de subsidie verleend en op basis van welke redenen?

Zelfs als er technische maatregelen getroffen worden voor het schoner maken van het effluent, bestaat er kans op een calamiteit, zeker bij een nieuwe techniek. Als er mest vanuit de vergister in de Kromme Rijn stroomt kan dit desastreus zijn voor de waterkwaliteit, voor het leven in en rondom het water én voor het bereiken van onze KRW doelen.

5. Waarom staat de provincie een lozing vanuit de mestvergister toe op één van de meest kwetsbare KRW wateren van Utrecht?

6. Kunt u aangeven wat de provincie zal doen indien er nog meer aanvragen voor mestvergisting met lozing op de Kromme Rijn binnenkomen?

7. Wat doet de provincie om er zeker van te zijn dat er geen verslechtering van de waterkwaliteit optreedt, terwijl voor de Kromme Rijn volgens de KRW normen en volgens het Europees Hof juist een verbetering van de watertoestand noodzakelijk is? [4]

In de oorspronkelijke opzet voor de mestvergister was uitgegaan van een gesloten systeem. Op basis daarvan is een watertoets uitgevoerd.

8. Waarom is er -in tegenstelling tot de eerdere opzet- een mestvergister toegestaan met een lozing van effluent op het oppervlaktewater en is er vervolgens niet opnieuw een watertoets uitgevoerd?

9. Hoe rijmt het lozen van afvalwater op de Kromme Rijn zich met de uitspraak van het Europees Hof c.q. het Weser Arrest [5] dat opdraagt dat een vergunning die leidt tot achteruitgang van waterkwaliteit niet mag worden toegekend? [6] [7]

10. Bent u bereid om de op 29 maart toegekende vergunning voor de realisatie van de mestvergister in Cothen in te trekken, en via provinciaal beleid aan te sturen op bronmaatregelen waarmee het mestoverschot en andere duurzaamheids- en dierenwelzijnsproblematiek van de veehouderijsector kan worden aangepakt?

11. Op welke manier gaat u de waterkwaliteit zoals neergelegd in de KRW doelen en het Weser Arrest in de toekomst meenemen bij vergunningen, ontheffingen, toezicht en handhaving?

Namens de Partij voor de Dieren en hoogachtend,

Hiltje Keller

Femke Merel Arissen

[1] https://www.rtlnieuws.nl/buitenland/twee-belgische-dorpen-ontruimd-vanwege-grote-gifwolk-rampenplan-in-werking

[2] http://www.rivm.nl/dsresource?objectid=6b6dacb8-99a5-4192-9b8e-bba9c0224f0f&type=org&disposition=inline

[3] https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2017-1394.pdf

[4] Weser Arrest: http://curia.europa.eu/juris/documents.jsf?num=C-461/13

[5] http://curia.europa.eu/juris/documents.jsf?num=C-461/13

[6] http://www.vewin.nl/Waterspiegelartikelen/10-Marleen%20van%20Rijswick%2005%202015.pdf

[7] http://www.stibbeblog.nl/all-blog-posts/environment-and-planning/belangwekkend-arrest-europese-hof-programmatische-aanpak-waterwet-van-de-baan-nederland-op-slot-door-waterdossier/

Indiendatum: apr. 2017
Antwoorddatum: 9 mei 2017

Toelichting

Enkele veehouders rondom Cothen hebben een aanvraag gedaan voor het realiseren van een mestvergister. Het gaat om een grootschalige vergistingsinstallatie met een capaciteit van 90.000 ton biomassa per jaar, waarvan 95% bestaat uit dierlijke meststoffen afkomstig uit de intensieve veehouderij.

Een incident met een mestverwerkingsinstallatie in het Belgische dorp Zevekote deed zich vrijdagavond 31 maart j.l. voor. Hierbij kwamen giftige wolken salpeterzuur vrij uit een gescheurde opslagtank. In verband met gezondheidsrisico’s werden twee dorpen volledig ontruimd.[1] Hoewel het hier om een ander systeem gaat, staat vast dat mestverwerking een industriële activiteit is waaraan risico’s voor omwonenden zijn verbonden. [2]

De intensieve veehouderij legt een groot beslag op onze omgeving en pleegt een aanslag op ons directe en indirecte leefmilieu. Denk hierbij aan het verbouwen en importeren van veevoer, boskap, bodem- verschraling en –verdroging en het gebruik van antibiotica. Mestvergisting is een manier van mestverwerking die als gevolg heeft dat koeien méér of alleen op stal worden gehouden. Daarmee ondersteunt mestvergisting de intensieve veeteelt en is het een stap in de richting van vergaande industrialisatie van de veehouderij. Het biogas dat na mestvergisting vrijkomt, kan volgens de Partij voor de Dieren daarom niet als groen of toekomstbestendig worden gezien.

De provincie werkt aan een gezonde en duurzame toekomst van het Kromme Rijngebied en haar inwoners. Tevens is de provincie gestart met het formuleren van een landbouwvisie waarmee zij beoogt een duurzame koers voor de landbouw uit te zetten. Haaks op deze feiten staat de vergunning voor een mestvergister in Cothen die afvalwater gaat lozen op de Kromme Rijn. De Kromme Rijn is een unieke watergang met belangrijke natuurwaarden, waarvoor strenge waterkwaliteitsnormen gelden. Deze normen zijn tot nu toe niet gehaald.

In verlengde van het bovenstaande is de Partij voor de Dieren verbaasd dat de provincie op 29 maart j.l. de ontwikkelingsplannen voor de mestvergistingsinstallatie in Cothen heeft goedgekeurd.[3]

lnleiding van GS op de beantwoording van de vragen

Alvorens deze vragen te beantwoorden, neemt het college van Gedeputeerde Staten afstand van uw uitspraken over mestvergisting en intensieve veehouderij. Het toestaan een mestvergister leidt niet automatisch tot meer intensieve veehouderij. Daarnaast volgt eerst een korte toelichting op de verleende omgevingsvergunning en watervergunning:

Het bevoegd gezag voor de watervergunning is het Waterschap. De watervergunning is verleend voor het lozen van effluent op het oppervlaktewater. Het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning zijn Gedeputeerde Staten van Utrecht. De omgevingsvergunning is verleend voor de volgende activiteiten:

  • Bouwen;
  • Afwijken van het bestemminginsplan (vergroten verwerkingscapaciteit installatie);
  • Milieu.

Hoewel Gedeputeerde Staten van Utrecht in dit geval het bevoegd gezag zijn voor de beoordeling van de aanvraag om een omgevingsvergunning, doet zich hier een bijzondere situatie voor. Omdat het initiatief (vergroten verwerkingscapaciteit installatie) niet paste binnen het vigerende bestemmingsplan, moest het bestemmingsplan worden gewijzigd. Wijziging was in dit geval alleen mogelijk door middel van een toestemming, namelijk de 'Verklaring van geen Bedenkingen' (vvgb) van de gemeenteraad van de gemeente Wijk bij Duurstede. Dit betreft een exclusieve bevoegdheid van de gemeenteraad. De vvgb maakt uiteindelijk onderdeel uit van de omgevingsvergunning. Stel dat een vvgb wordt geweigerd, dan zal de aangevraagde omgevingsvergunning ook (gedeeltelijk) moeten worden geweigerd.

ln het kader van een eerdere bestemmingsplanwijziging ten behoeve van de mestvergistingsinstallatie (het betrof een installatie met een geringere verwerkingscapaciteit) is een wafertoets uitgevoerd. Deze watertoets is niet hetzelfde als een watervergunning: Het betreft een advies op basis van de Wet Ruimtelijke Ordening. De watervergunning heeft betrekking op het lozen van effluent op het oppervlaktewater door de mestvergistingsinstallatie.

Op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) geldt er een coördinatieverplichting tussen de aanvraag om een omgevingsvergunning en de aanvraag om een watervergunning als er sprake is van een bedrijf waarvoor Gedeputeerde Staten van Utrecht bevoegd gezag zijn. Het doel van deze coördinatieverplichting is de procedurele en inhoudelijke samenhang tussen de aanvragen en vergunningen te bevorderen.

1. Welk deel van de jaarlijkse aangevoerde 90.000 ton biomassa is van buiten de provincie Utrecht afkomstig, vanaf welke locaties worden de mest en biomassa aangevoerd en op welke manier worden deze getransporteerd naar Cothen?

Antwoord: De afkomst van de mest kan niet gereguleerd worden in de omgevingsvergunning. De initiatiefnemer heeft de intentie om de mest te vezamelen binnen de regio Zuidoost Utrecht, vooral ook om transportkosten te vermijden. De mest wordt vervoerd met vrachtwagens. Aanvullend op de omgevingsvergunning stelt het Rijk een aantal aanvullende eisen aan mestvergisting en het transport van mest en vergistingsresidu:

  • De minister van LNV verstrekt en controleert de erkenning op basis van de Verordening (EG) nr. 1069/2009 die eisen stelt aan onder meer de algemene hygiëne, inrichting van bedrijfsruimten en verwerkingsnormen, toezicht op de productie, de validatieprocedures, het afvalwater en de residuen;
  • De Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit toetst, namens het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verwerkingsroutes aan de Verordening op Veterinairrechtelijke en volksgezondheidsvoorschriften en geeft de noodzakelijke erkenning af;
  • De Algemene lnspectiedienst (AlD) controleert bij primaire bedrijven en op transport vanuit de Meststoffenwet.

2. Wat zijn de risico’s voor de omwonenden van deze vergistingsinstallatie, en hoe worden zij hierover geïnformeerd?

Antwoord: Maximaal is 5.776 m3 biogas aanwezig in de gasopslagen boven de silo's. ln de Handreiking (co-)vergisting van mest is aangegeven dat voor de opslag van biogas in een gasreservoir bij een lichte overdruk (van 0,1-0,3 bar) veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden. Voor de veiligheidsafstanden wordt geadviseerd aan te sluiten bij het RIVM-rapport 'Veiligheid grootschalige productie van biogas' (RIVM, 2010) en het document 'Effect- en risicoafstanden bij de opslag van biogas' (RIVM, 2008). Voor toepassing van deze documenten wordt onderscheid gemaakt naar de omvang van de biogasopslag. ln het R|VM-rapport Veiligheid grootschalige productie van biogas (R|VM, 2010) is vermeld dat de berekende risicocontouren op maximaal 50 meter van de bron liggen. Binnen deze afstand liggen geen (beperkt) kwetsbare objecten zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Omwonenden zijn geinformeerd middels publicatie van de ontwerpbeschikking en de definitieve beschikking. Daarnaast is er op 7 februari 2017 een inloopavond georganiseerd in Cothen. ln het voortraject heeft de initiatiefnemer, de Stichting Groene Energie, alle omwonenden rechtstreeks benaderd én zijn er excursies georganiseerd naar andere mestvergistingsinstallaties.

In de mestvergister wordt het organische deel uit de mest omgezet naar energie. Stikstof en fosfaat blijven na het vergistingsproces in gelijke hoeveelheden in het vergistingsresidu aanwezig.

3. Wat gebeurt er met het residu (digestaat) na het vergistingsproces?

Antwoord: Van het digestaat is ca. 20% dikke fractie, ca. 20 % dunne fractie/mineralenconcentraat en ca. 60 % water waarvan 2% weer wordt ingezet voor intern hergebruik waaronder de luchtwassers. De rest wordt na een zuiveringsproces geloosd op het oppervlaktewater (in dit geval de Kromme Rijn).

De dikke fractie wordt conform de mestverwerkingsplicht uit de Meststoffenwet afgezet naar het buitenland. De dunne fractie wordt zoveel mogelijk in de regio Zuidoost Utrecht ingezet in de landbouw.

4. Veelal kan een mestvergister zonder subsidie economisch niet uit. Is er subsidie verleend voor deze mestvergister of voor de verwerking van de reststoffen en zo ja, om welk bedrag gaat het, door wie is de subsidie verleend en op basis van welke redenen?

Antwoord: Vanuit de provincie is geen subsidie verstrekt voor de mestvergister of voor de verwerking van de reststoffen. Er is SDE-subsidie aangevraagd bij het Rijk. Het is nog niet bekend hoeveel subsidie het Rijk toe zal kennen aan het project.

Zelfs als er technische maatregelen getroffen worden voor het schoner maken van het effluent, bestaat er kans op een calamiteit, zeker bij een nieuwe techniek. Als er mest vanuit de vergister in de Kromme Rijn stroomt kan dit desastreus zijn voor de waterkwaliteit, voor het leven in en rondom het water én voor het bereiken van onze KRW doelen.

5. Waarom staat de provincie een lozing vanuit de mestvergister toe op één van de meest kwetsbare KRW wateren van Utrecht?

Antwoord: Als dat het geval zal zijn dan dient het bevoegd gezag (Gedeputeerde Staten van Utrecht) de aanvraag om een omgevingsvergunning onder andere te beoordelen aan de hand van het toetsingskader van artikel 2.14 van de Wabo. lndien het toetsingskader geen weigeringsgrond oplevert, dan zal de omgevingsvergunning verleend moeten worden. De aanvraag om een watervergunning (indien nodig) wordt beoordeeld door het waterschap en niet door Gedeputeerde Staten van Utrecht. Wel proberen we met de waterbeheerders en de LTO in het kader van het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer lozingen vanuit de landbouw terug te dringen.

6. Kunt u aangeven wat de provincie zal doen indien er nog meer aanvragen voor mestvergisting met lozing op de Kromme Rijn binnenkomen?

Antwoord: Als dat het geval zal zijn dan dient het bevoegd gezag (Gedeputeerde Staten van Utrecht) de aanvraag om een omgevingsvergunning onder andere te beoordelen aan de hand van het toetsingskader van artikel 2.14 van de Wabo. lndien het toetsingskader geen weigeringsgrond oplevert, dan zal de omgevingsvergunning verleend moeten worden. De aanvraag om een watervergunning (indien nodig) wordt beoordeeld door het waterschap en niet door Gedeputeerde Staten van Utrecht. Wel proberen we met de waterbeheerders en de LTO in het kader van het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer lozingen vanuit de landbouw terug te dringen.

7. Wat doet de provincie om er zeker van te zijn dat er geen verslechtering van de waterkwaliteit optreedt, terwijl voor de Kromme Rijn volgens de KRW normen en volgens het Europees Hof juist een verbetering van de watertoestand noodzakelijk is? [4]

Antwoord: Zoals aangegeven onder vraag 6 proberen we met de waterbeheerders en LTO de lozingen vanuit de landbouw terug te dringen. Het is overigens het waterschap die de watervergunning afgeeft en daarbij toetst aan de eisen van de KRW. Als de wettelijke regels zich niet verzetten tegen het verlenen van een watervergunning, dan moet de watervergunning worden verleend.

In de oorspronkelijke opzet voor de mestvergister was uitgegaan van een gesloten systeem. Op basis daarvan is een watertoets uitgevoerd.

8. Waarom is er -in tegenstelling tot de eerdere opzet- een mestvergister toegestaan met een lozing van effluent op het oppervlaktewater en is er vervolgens niet opnieuw een watertoets uitgevoerd?

Antwoord: De watertoets betreft een advies op basis van de Wet ruimtelijke ordening. De bevoegdheid tot (eerdere) wijziging van het betrokken bestemmingsplan en het verlenen van een wgb ligt bij de gemeenteraad van Wijk bij Duurstede. De bevoegdheid tot het verlenen van een watervergunning ligt bij het Waterschap. Gedeputeerde Staten van Utrecht zijn niet procedureel en/of inhoudelijk betrokken geweest bij de besluitvorming inzake bestemmingsplan en wgb. Er is voor ons geen reden om aan te nemen dat de bovengenoemde besluitvorming op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen.

9. Hoe rijmt het lozen van afvalwater op de Kromme Rijn zich met de uitspraak van het Europees Hof c.q. het Weser Arrest [5] dat opdraagt dat een vergunning die leidt tot achteruitgang van waterkwaliteit niet mag worden toegekend? [6] [7]

Antwoord: Bij het opstellen van de beschikking voor de watervergunning heeft het waterschap aan de eisen van de KRW getoetst en ook aan de strekking van de uitspraak van het Hof van Justitie (Weser anest). Daarbij is gekeken naar de kwaliteitseisen van de KRW en in hoeverre de lozing tot gevolg heeft dat deze parameters in een slechtere klasse terecht komen. Uit de toets is gebleken dat dit niet het geval is en daarmee moet de vergunning worden afgegeven.

10. Bent u bereid om de op 29 maart toegekende vergunning voor de realisatie van de mestvergister in Cothen in te trekken, en via provinciaal beleid aan te sturen op bronmaatregelen waarmee het mestoverschot en andere duurzaamheids- en dierenwelzijnsproblematiek van de veehouderijsector kan worden aangepakt?

Antwoord: De definitieve beschikking ligt van 30 maart tot 11 mei ter inzage. Het intrekken van een verleende vergunning is alleen onder hele bijzondere zwaarwegende omstandigheden mogelijk. Deze zijn opgenomen in de Wabo. ln artikel 2.33, eerste lid van de Wabo staat in welke gevallen het bevoegd gezag de omgevingsvergunning moet intrekken. ln het tweede lid staat in welke gevallen het bevoegd gezag de omgevingsvergunning kan intrekken. De daarin genoemde gevallen doen zich hier niet voor. De watervergunning valt onder het bevoegd gezag van het waterschap. Beleidsmatig wordt er landelijk gewerkt aan beleid op het gebied van mestvergisting. Daarnaast is het provinciale beleid gericht op vermindering van verliezen van fosfaat en stikstof in de bedrijfsvoering van de veehouderij (kringlooplandbouw). Via het Meerjarenprogramma AVP en Programma aanpak veenweiden en POP3 wordt gestimuleerd dat boeren zorgen voor minder af- en uitspoeling richting oppervlaktewater en dat mestoverschotten tegen worden gegaan. Wij hebben het tweede deel van uw vraag over bronmaatregelen geïnterpreteerd als: Kunt u via provinciaal beleid sturen op het aantal dieren? De provincie heeft hier geen bevoegdheid in. Het demissionaire kabinet heeft het concept wetvoorstel dieraantallen en volksgezondheid in procedure gebracht. Deze wet geeft provincies en gemeente de mogelijkheid om dieraantallen op agrarische bedrijven te beperken. Als dat realiteit wordt geven we daar in het kader van de nieuwe landbouwvisie uitwerking aan.

11. Op welke manier gaat u de waterkwaliteit zoals neergelegd in de KRW doelen en het Weser Arrest in de toekomst meenemen bij vergunningen, ontheffingen, toezicht en handhaving?

Antwoord: Er is geen aanleiding om hierin verandering te brengen. Er wordt voldaan aan de wettelijke eisen en procedures. De toetsing aan eisen van de KRW en de strekking van het Weser-Arrest is onderdeel van de vergunningverlening door het waterschap. De provincie zet de beschikbare instrumenten in om de waterkwaliteit te verbeteren, zoals bij het antwoord op vraag 10 is weergegeven.

[Voor links naar voetnoten: zie links onderaan de vragen]

Interessant voor jou

Vragen over de toename van geitenhouderijen - vervolg  

Lees verder

 Vragen over dassenburcht bij Amelisweerd

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer