Vragen over paar­den­fok­kerij in de Gagel­polder


Indiendatum: sep. 2010

Onderwerp: schriftelijke vragen ex art. 47 RvO aan het College van GS, gesteld door Wanda Bodewitz (Partij voor de Dieren) en Jos Kloppenborg (GroenLinks) betreffende een paardenfokkerij in de Gagelpolder.


Geacht college van Gedeputeerde Staten,


Toelichting
In 2009 is er een bouwvergunning aangevraagd voor een agrarisch bedrijf aan de Kooijdijk 14 in Westbroek. De gemeente De Bilt heeft ingestemd met het plan, ondanks verschillende bezwaren van omwonenden. Het gaat om de vestiging van een paardenfokkerij in de Ecologische Hoofdstructuur waarvan de locatie in het streekplan is aangemerkt als landelijk gebied 4.

De aanvrager beweert dat het een bestaand agrarisch bedrijf betreft. Daarover bestaat gerede twijfel.

Gezien de uitgangspunten en voorwaarden die gesteld worden bij landelijk gebied 4 in het Streekplan, waarbij de hoofdfunctie natuur is en waarbij geen nieuwvestiging van agrarische ondernemingen wordt toegestaan, vragen wij ons af of verlening van deze vergunning overeenkomt met de Structuurvisie en de provinciale Verordening.


Naar aanleiding van het voorgaande willen wij de volgende vragen aan u voorleggen:

1.) Is deze situatie bij u bekend?

2.) Klopt het dat een bedrijf niet als ‘bestaand agrarisch bedrijf’ aangemerkt kan worden, indien er geen milieuvergunning is afgegeven in het verleden, en het bedrijf op geen andere wijze agrarische activiteiten in het verleden heeft aangetoond?

3.) Zijn Gedeputeerde Staten het met ons eens dat de provincie, indien het om nieuwvestiging gaat, hiertegen dient op te treden gezien het provinciaal beleid zoals vastgelegd in de Structuurvisie en de provinciale Verordening? Zo ja, zijn Gedeputeerde Staten bereid om hierop actie te ondernemen, zonodig in samenwerking met de VROM-inspectie?


Indiendatum: sep. 2010
Antwoorddatum: 26 okt. 2010

Onderwerp: Beantwoording schriftelijke vragen ex art. 47 van het Reglement van Orde aan het college van GS,, gesteld door mevrouw Bodewitz (Partij voor de Dieren) en de heer Kloppenborg (GroenLinks) betreffende een paardenfokkerij in de Gagelpolder (d.d. 20 september 2010)

Hierbij de beantwoording van de schriftelijke vragen d.d. 20 september 2010.

Toelichting

In 2009 is er een bouwvergunning aangevraagd voor een agrarisch bedrijf aan de Kooijdijk 14 in Westbroek. De gemeente De Bilt heeft ingestemd met het plan, ondanks verschillende bezwaren van omwonenden. Het gaat om de vestiging van een paardenfokkerij in de Ecologische Hoofdstructuur waarvan de locatie in het streekplan is aangemerkt als landelijk gebied 4.

De aanvrager beweert dat het een bestaand agrarisch bedrijf betreft. Daarover bestaat gerede twijfel.

Gezien de uitgangspunten en voorwaarden die gesteld worden bij landelijk gebied 4 in het Streekplan, waarbij de hoofdfunctie natuur is en waarbij geen nieuwvestiging van agrarische ondernemingen wordt toegestaan, vragen wij ons af of verlening van deze vergunning overeenkomt met de Structuurvisie en de provinciale Verordening.


Naar aanleiding van het voorgaande willen wij de volgende vragen aan u voorleggen:

1. Is deze situatie bij u bekend?
Antwoord
Ja, in het kader van de bestemmingsplanprocedure 'Buitengebied Maartensdijk' en 'Buitengebied Maartensdijk ex artikel 30 WRO' van gemeente de Bilt. Wij hebben in 2003 ingestemd met de bestemming 'agrarische bedrijf ter plekke van de Kooijdijk 14. Deze bestemming is onherroepelijk.

2. Klopt het dat een bedrijf niet als 'bestaand agrarisch bedrijf aangemerkt kan worden,
indien er geen milieuvergunning is afgegeven in het verleden, en het bedrijf op geen
andere wijze agrarische activiteiten in het verleden heeft aangetoond?

Antwoord
Relevant in deze situatie is of volgens het rechtsgeldige bestemmingsplan ter plekke een paardenfokkerij kan worden toegestaan. Dit is het geval.

Bovendien heeft de rechtbank Utrecht op 13 november 2008 in een door omwonenden aangespannen rechtszaak tegen de op 12 september 2007 door gemeente De Bilt verleende bouwvergunning voor een paardenfokkerij aangegeven dat ter plekke van Kooijdijk 14 te Westbroek wel degelijk sprake is van bestaand agrarisch bedrijf.
Om dit nader te onderbouwen is hieronder een tekstpassage uit de uitspraak toegevoegd.

2.12 De rechtbank heeft gelet op de gedingstukken en het verhandelde ter zitting onvoldoende aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat ten tijde van de (beslissing op de) aanvraag om bouwvergunning geen sprake was van een bestaand agrarisch bedrijf. Daartoe overweegt de rechtbank dat vergunninghouder heeft aangegeven dat hij zich in 1993 ter plaatse heeft gevestigd en dat hij halverwege 1994 is begonnen met het hobbymatig houden van paarden en toentertijd een schuur, stapmolen en buitenbak zijn gerealiseerd. Vervolgens heeft vergunninghouder, naar hij heeft aangegeven, zich beziggehouden met het opzetten en exploiteren van een paar denhouder ij/fokkerij, waarmee hij een volledige werkweek bezig was en inkomsten uit genereerde. Voorts is onbetwist gesteld dat bij de vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Maartensdijk" in 2000 ter plaatse de bestemming "agrarisch bedrijf is gehandhaafd met het oog op het bedrijf van vergunninghouder. Ook de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening gaat in een onderzoeksverslag, uitgebracht in het kader van de beroepsprocedure inzake het onderhavige bestemmingsplan, uit van een ter plaatse gevestigd bedrijf De omstandigheid dat gedurende de bezwaarprocedure op enig moment feitelijk minder bedrijfsactiviteiten werden ontplooid en daardoor het gebruik in het kader van milieuregelgeving mogelijk op enig moment als hobbymatig kon worden gekenschetst, leidt naar het oordeel van de rechtbank niet tot de conclusie dat van een agrarisch bedrijf geen sprake meer was.

De rechtbankuitspraak (zaaknummers: SBR 08/1125, 08/1126, 08/1189 en 08/1127) is op 21 oktober 2009 door de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in hoger beroep bekrachtigd (200809331/1/H1).

De bouwvergunning is op andere gronden overigens wel vernietigd: de bouwhoogte van de gebouwen past niet binnen bouwbepalingen van het bestemmingsplan 'Buitengebied Maartensdijk'. Reden waarom in maart 2009 een nieuwe bouwaanvraag voor de uitbreiding van de paardenfokkerij aan de Kooijdijk 14 is ingediend. Deze is vervolgens op 15 juli 2009 door burgemeester en wethouders van De Bilt verleend. Omwonenden hebben tegen deze bouwvergunning wederom beroep ingesteld.

Nu de bouwhoogte conform de bouwbepalingen van het bestemmingsplan 'Buitengebied Maartensdijk' is en de bouwaanvraag op andere punten niet is gewijzigd, ligt het ongegrondverklaren van het beroep van omwonenden door de rechtbank en de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, gelet op de eerdere uitspraken in deze zaak in de rede.

Op 29 september 2010 heeft de Raad van State ook het beroep van omwonenden tegen de begripsbepaling van de bestemming 'agrarisch bedrijf uit het bestemmingsplan 'Buitengebied Maartensdijk ex artikel 30 WRO' ongegrond verklaard (zaaknummer 200906523/1/R2). Dit houdt in dat naast de bestemming 'agrarisch bedrijf voor Kooijdijk 14 ook de begripsbepaling van het begrip 'agrarisch bedrijf nu onherroepelijk is.

3. Zijn Gedeputeerde Staten het met ons eens dat de provincie, indien het om nieuwvestiging gaat, hiertegen dient op te treden gezien het provinciaal beleid zoals vastgelegd in de Structuurvisie en de provinciale Verordening? Zo ja, zijn Gedeputeerde Staten bereid om hierop actie te ondernemen, zonodig in samenwerking met de VROM-inspectie?

Antwoord
Er is in dit geval geen sprake van een illegale situatie. De huidige paardenfokkerij en de beoogde uitbreidingen passen binnen de bestemming en de bestemmiiigsplanbepalingen van de onherroepelijke bestemmingsplannen "Buitengebied Maartensdijk" en 'Buitengebied Maartensdijk ex artikel 30 WRO'.
Bovendien is er geen sprake van nieuwvestiging maar van een voortzetting van een in het verleden (1994) gestarte activiteit. Deze activiteit kon overigens al binnen het uit 1972 daterende 'Bestemmingsplan buitengebied' van de gemeente Maartensdijk worden toegestaan. Het perceel Kooijdijk 14 had in dit bestemmingsplan de bestemming 'Bebouwing voor agrarische doeleinden'.

Het ondernemen van nadere actie, al dan niet in samenwerking met de VROM-inspectie, is dan ook niet aan de orde.

Interessant voor jou

Vragen over beschikking schadebestrijding art. 68 Flora- en Faunawet - Konijnen

Lees verder

Vragen over onderzoek naar schade door meerkoeten door SOVON

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer