Vragen over Q-koorts (vervolg)
Indiendatum: feb. 2010
Nieuwe vestiging Geitenhouderij pal op bebouwde kom
Onderwerp: Schriftelijke Vragen ex art. 47 van het RvO aan het College van Gedeputeerde Staten, betreffende de nieuwvestiging van een intensieve geitenhouderij, pal op de bebouwde kom.
Gesteld door: Wanda Bodewitz, Partij voor de Dieren
Toelichting
In Overberg worden momenteel stappen ondernomen voor de bouw van een nieuwe geitenstal. Deze geitenstal komt op zo’n 40 meter afstand te liggen van een woonhuis, en zo’n 275 meter van de bebouwde kom. Het risico voor omwonenden om bij een te voorziene herhaling van de Q-koorts epidemie besmet te raken, is hierdoor groot.
Door op 13 oktober 2009 de wijziging op het bestemmingsplan betreffende Amerongen Buitengebied van de gemeente Utrechtse Heuvelrug goed te keuren maken Gedeputeerde Staten de bouw van deze geitenstal mogelijk. Op 3 maart dient voor de Raad van State nog een beroep tegen dit goedkeuringsbesluit inzake de wijziging van een bouwvlak in Overberg ten behoeve van de vestiging van een geitenhouderij.
Deze ontwikkeling staat haaks op de informatie en stellige aanbevelingen die uit wetenschappelijke hoek gegeven worden wat betreft de afstanden tussen intensieve veehouderijen en woongebieden in relatie tot gezondheidsrisico’s. De epidemiologische bevindingen voor de huidige Q-koortssituatie rechtvaardigen volgens de deskundigen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) een afstand van 2 of zelfs 5 kilometer. Bovendien lijkt deze nieuwbouw haaks te staan op het beleid ten aanzien van geitenhouderijen dat reeds door andere provincies en de ministeries gevoerd wordt, of momenteel in ontwikkeling en voorbereiding is.
Met de recente uitbraak van de Q-koorts en de dramatische gevolgen hiervan voor zowel de besmette burgers, de geitenhouders als de dieren nog voor ogen, vragen wij ons af of het plaatsen van een nieuwe geitenstal zó dicht op woningen, een gewenste ontwikkeling is.
In verband met het bovenstaande hebben wij de volgende vragen:
1.) Van hoeveel plekken is er in de provincie Utrecht bekend dat er stappen worden ondernomen tot nieuwvestiging van intensieve geitenhouderijen? Op welke afstand van woningen zullen de stallen gebouwd worden?
2.) Hoeveel van de bestaande geitenhouderijen in de provincie staan dichter dan 500 meter op de bebouwde kom?
3.) In het AD van woensdag 3 februari staat dat ook in Utrecht het verplaatsen van geitenhouderijen die dicht op de bebouwde kom gesitueerd zijn, ‘onderwerp van gesprek’ zal worden.
Is het zo dat hierbij ook geplande nieuwvestigingen, zoals aan de Haarweg in Overberg, opnieuw in beschouwing zullen worden genomen? Waarom wel/niet?
4.) Zijn Gedeputeerde Staten bereid het besluit van 13 oktober 2009 ambtshalve in te trekken? Waarom wel/ niet?
5.) In de provincie Noord-Brabant zullen geitenhouderijen, die dichter dan 500 meter op de bebouwde kom gevestigd zijn, verplaatst worden, terwijl de provincie Utrecht de vestiging van geitenhouderijen op minder dan 300 meter afstand van de bebouwde kom nog toestaat. Hoe verhoudt dit zich tot elkaar? Op welke wijze denken Gedeputeerde Staten in dit verband de volksgezondheid te kunnen garanderen?
6.) Bent u bereid om de aanbevelingen van het RIVM serieus te nemen en een minimale afstand van 2 kilometer van melkgeiten- en melkschapenbedrijven tot woonkernen, scholen en recreatieve voorzieningen te hanteren en de nWro-verordening hierop aan te passen? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
7.) Bent u bereid om bedrijven met melkgeiten en -schapen die binnen 2 kilometer van woonkernen, scholen en recreatieve voorzieningen gelegen zijn, te verplaatsen? Zo nee, op welke wijze denkt u dan de risico's voor de volksgezondheid weg te nemen?
8.) Zijn Gedeputeerde Staten bereid om beleid te ontwikkelen met betrekking tot Q-koorts? Zo nee, waarom niet?
9.) Zijn Gedeputeerde Staten bereid om in navolging van de provincies Brabant en Overijssel een voorbereidingsbesluit te nemen voor een bouwstop betreffende geitenhouderijen, indien het ministerie van LNV het moratorium betreffende de bouw van geitenstallen binnenkort opheft?
Gezien de termijn waarop het beroep bij de Raad van State dient, verzoeken wij u om vóór 3 maart bovenstaande vragen te beantwoorden.
Indiendatum:
feb. 2010
Antwoorddatum: 9 mrt. 2010
Onderwerp: Beantwoording schriftelijke vragen ex art. 47 van het Reglement van Orde aan het college van GS, gesteld door W. Bodewitz, Partij voor de Dieren, betreffende de nieuwvestiging van een intensieve geitenhouderij, pal op de bebouwde kom (14 februari 2010).
Hierbij de beantwoording van de schriftelijke vragen d.d. 14 februari 2010, van het statenlid W.Bodewitz van de Partij voor de Dieren, volgens artikel 47 Reglement van Orde Provincie Utrecht betreffende de nieuwvestiging van een intensieve geitenhouderij, pal op de bebouwde kom.
Toelichting (Partij voor de Dieren)
Toelichting
In Overberg worden momenteel stappen ondernomen voor de bouw van een nieuwe geitenstal. Deze geitenstal komt op zo’n 40 meter afstand te liggen van een woonhuis, en zo’n 275 meter van de bebouwde kom. Het risico voor omwonenden om bij een te voorziene herhaling van de Q-koorts epidemie besmet te raken, is hierdoor groot.
Door op 13 oktober 2009 de wijziging op het bestemmingsplan betreffende Amerongen Buitengebied van de gemeente Utrechtse Heuvelrug goed te keuren maken Gedeputeerde Staten de bouw van deze geitenstal mogelijk. Op 3 maart dient voor de Raad van State nog een beroep tegen dit goedkeuringsbesluit inzake de wijziging van een bouwvlak in Overberg ten behoeve van de vestiging van een geitenhouderij.
Deze ontwikkeling staat haaks op de informatie en stellige aanbevelingen die uit wetenschappelijke hoek gegeven worden wat betreft de afstanden tussen intensieve veehouderijen en woongebieden in relatie tot gezondheidsrisico’s. De epidemiologische bevindingen voor de huidige Q-koortssituatie rechtvaardigen volgens de deskundigen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) een afstand van 2 of zelfs 5 kilometer. Bovendien lijkt deze nieuwbouw haaks te staan op het beleid ten aanzien van geitenhouderijen dat reeds door andere provincies en de ministeries gevoerd wordt, of momenteel in ontwikkeling en voorbereiding is.
Met de recente uitbraak van de Q-koorts en de dramatische gevolgen hiervan voor zowel de besmette burgers, de geitenhouders als de dieren nog voor ogen, vragen wij ons af of het plaatsen van een nieuwe geitenstal zó dicht op woningen, een gewenste ontwikkeling is.
In verband met het bovenstaande hebben wij de volgende vragen:
1.) Van hoeveel plekken is er in de provincie Utrecht bekend dat er stappen worden ondernomen tot nieuwvestiging van intensieve geitenhouderijen? Op welke afstand van woningen zullen de stallen gebouwd worden?
Antwoord:
Behalve het genoemde initiatief bij Overberg zijn ons geen andere plannen voor nieuwvestiging van intensieve geitenhouderijen bekend.
2.) Hoeveel van de bestaande geitenhouderijen in de provincie staan dichter dan 500 meter op de bebouwde kom?
Antwoord:
Volgens CBS gegevens zijn er in de provincie Utrecht 229 geitenhouderijen, waarvan 25 met meer dan 50 geiten. Niet alle adresgegevens zijn bij de provincie bekend . Op basis van de wel bekende adressen liggen ongeveer 40% van de geitenhouderijen op minder dan 500 meter van de bebouwde kom.
3.) In het AD van woensdag 3 februari staat dat ook in Utrecht het verplaatsen van geitenhouderijen die dicht op de bebouwde kom gesitueerd zijn, ‘onderwerp van gesprek’ zal worden.
Is het zo dat hierbij ook geplande nieuwvestigingen, zoals aan de Haarweg in Overberg, opnieuw in beschouwing zullen worden genomen? Waarom wel/niet?
Antwoord:
Op dit moment is verplaatsen van geitenhouderijen niet aan de orde. Het beleid van de ministeries van LNV en VWS is erop gericht om door vaccinatie van alle geiten in 2010 en door aanvullende hygiënemaatregelen te komen tot beheersing van de Q-koorts risico’s. Vaccinatie van alle geitenbedrijven was in 2009 nog niet mogelijk door een tekort aan vaccin. Er kan op dit moment nog geen uitspraak gedaan worden of naast de vaccinatie en hygiënemaatregelen in de toekomst nog aanvullende zoneringsmaatregelen nodig zullen zijn. Voor de besluitvorming hierover zijn ondermeer van belang de resultaten van lopende onderzoeken van LNV en VWS naar de werkzaamheid van het vaccin. De resultaten van deze onderzoeken worden in de tweede helft van maart 2010 verwacht.
4.) Zijn Gedeputeerde Staten bereid het besluit van 13 oktober 2009 ambtshalve in te trekken? Waarom wel/ niet?
Antwoord:
Nee, wij zullen dit besluit niet intrekken. De Algemene wet bestuursrecht art 10:29 lid 2 bepaalt dat een goedkeuringsbesluit niet kan worden ingetrokken.
5.) In de provincie Noord-Brabant zullen geitenhouderijen, die dichter dan 500 meter op de bebouwde kom gevestigd zijn, verplaatst worden, terwijl de provincie Utrecht de vestiging van geitenhouderijen op minder dan 300 meter afstand van de bebouwde kom nog toestaat. Hoe verhoudt dit zich tot elkaar? Op welke wijze denken Gedeputeerde Staten in dit verband de volksgezondheid te kunnen garanderen?
Antwoord:
Er is in de provincie Noord Brabant geen besluit genomen om geitenbedrijven, die dichter dan 500 meter op de bebouwde kom gevestigd zijn te verplaatsen. Op 19 maart worden in PS van Noord-Brabant voorstellen besproken over zonering van de geitenhouderij die voortkomen uit een burgerinitiatief.
Zoals bij de beantwoording van vraag 3 reeds is aangegeven, is de strategie van LNV en VWS gebaseerd op vaccinatie en hygiënemaatregelen. Op dit moment zien GS geen aanleiding om aanvullend op deze strategie van het rijk zoneringsmaatregelen te nemen.
6.) Bent u bereid om de aanbevelingen van het RIVM serieus te nemen en een minimale afstand van 2 kilometer van melkgeiten- en melkschapenbedrijven tot woonkernen, scholen en recreatieve voorzieningen te hanteren en de nWro-verordening hierop aan te passen? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In uw vraag zijn de aanbevelingen va het RIVM onjuist weergegeven. Het RIVM stelt in haar advies van 4 december 2009 dat het onbekend is hoe groot de afstand van geitenhouderijen tot de kern zou moeten zijn. Tevens stelt het RIVM in dit advies dat zoneringsmaatregelen pas aan de orde zijn indien zou blijken dat de ingezette strategie van vaccinatie en hygiënemaatregelen na 2011niet effectief is.
7.) Bent u bereid om bedrijven met melkgeiten en -schapen die binnen 2 kilometer van woonkernen, scholen en recreatieve voorzieningen gelegen zijn, te verplaatsen? Zo nee, op welke wijze denkt u dan de risico's voor de volksgezondheid weg te nemen?
Antwoord:
Zie beantwoording vraag 3 en 5
8.) Zijn Gedeputeerde Staten bereid om beleid te ontwikkelen met betrekking tot Q-koorts? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Wij zullen gezondheidsaspecten rond de veehouderij meenemen in onze beleidsvorming over de nieuwe ruimtelijke structuurvisie en de actualisatie van het reconstructieplan.
9.) Zijn Gedeputeerde Staten bereid om in navolging van de provincies Brabant en Overijssel een voorbereidingsbesluit te nemen voor een bouwstop betreffende geitenhouderijen, indien het ministerie van LNV het moratorium betreffende de bouw van geitenstallen binnenkort opheft?
Antwoord:
Zoals bij de beantwoording van vraag 3 aangegeven kan pas een uitspraak gedaan worden over de wenselijkheid van ruimtelijke maatregelen als er duidelijkheid is over de effectiviteit van de vaccinatie tegen Q-koorts. De resultaten van de onderzoeken naar de effectiviteit van vaccinatie worden in de tweede helft van maart 2010 verwacht. LNV zal het uitbreidingsverbod voor geitenbedrijven niet vóór juni 2010 opheffen.
Gedeputeerde Staten van utrecht,
Voorzitter,
Secretaris,
Interessant voor jou
Vragen over uithuisplaatsing kinderen naar buitenland
Lees verderVragen over afnemende hazenpopulatie
Lees verder