Vragen over schorsing door Raad van State voor veehouderij om 5% criterium ammoniakdeposities
Indiendatum: apr. 2008
Schriftelijke vragen ex art. 47 van het Reglement van Orde aan het College van Gedeputeerde Staten gesteld door mw. W. Bodewitz (Partij voor de Dieren) en J. Kloppenborg (GroenLinks) betreffende schorsing door de Voorzitter van de Raad van State van Natuurbeschermingswetvergunning voor veehouderij om 5% criterium significant effect ammoniakdeposities.
Toelichting
De ammoniakemissie uit veehouderijbedrijven kan zeer schadelijk zijn voor omliggende natuurgebieden. Teveel ammoniakemissie veroorzaakt eutrofiëring en verzuring van de bodem. Hierdoor verdwijnen veel plantensoorten. Het vergunningenbeleid van de overheid, ontwikkeld door LNV en overgenomen door de provincies (‘Toetsingskader Ammoniak en Natura 2000), laat echter ruimte voor een toename van de ammoniakdeposities van elke afzonderlijke veehouderij tot 5% van de kritische grenswaarde die voor een Natura 2000 gebied is vastgesteld. Dit betekent dat 20 bedrijven reeds volstaan om de maximaal toelaatbare ammoniakdeposities op te vullen. Aangezien vele natuurgebieden zijn omgeven door meer dan 20 veehouderijbedrijven, en de bestaande deposities reeds veel te hoog zijn, is dit criterium zwaar omstreden. Door velen is betwijfeld of het 5% - criterium als criterium voor een verwaarloosbaar effect van ammoniakdeposities juridisch houdbaar is.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State onderschrijft deze twijfel, en heeft op woensdag 26 maart de door de provincie Brabant verleende Natuurbeschermingswetvergunning voor een nertsen- en rundveehouderij in Oirschot geschorst waarbij een depositie optreedt van 8,47 mol NH3 op De Kampina in een reeds overbelaste situatie. De verleende vergunning betrof een uitbreiding van de veestapel, die een toename van de ammoniakdepositie tot gevolg zou hebben.
Dit betekent hoogstwaarschijnlijk dat alle besluiten tot Nb-wetvergunningverlening voor een veehouderij waarbij een noemenswaardige toename optreedt in een overbelaste situatie bij een Natura 2000 gebied voor schorsing in aanmerking komen.
Naar aanleiding van het voorgaande, wilen de fracties van de Partij voor de Dieren en GroenLinks de volgende vragen stellen:
1. Lopen er in de provincie Utrecht op dit moment vergunningaanvragen voor uitbreiding van veehouderijbedrijven nabij Natura 2000 gebieden? Zo ja, wat is de stand van zaken in de betreffende procedures?
2. Deelt u onze mening dat de provincie de taak heeft om zorg te dragen voor het terugbrengen van de ammoniakdepositie op Natura 2000 gebieden en dat het huidige 5%-beleid daarentegen zorgt voor een verdere verzuring van de Natura 2000 gebieden? Zo ja, welke conclusies verbindt u hieraan? Zo nee, waarom niet?
3. De Natura 2000 gebieden Binnenveld en Groot Zandbrink ondervinden met een factor van 2 tot 3 overschrijding van de kritische depositiefactor. Bent u het met ons eens dat het merkwaardig is om een vergunningenbeleid te hebben gevoerd dat op bedrijfsniveau een stijging van ammoniakdeposities toestaat in een situatie dat onomstreden de deposities meervoudig dienen te dalen om tot het gewenste beschermingsniveau te komen?
4. Welk beleid gaat u toepassen wat betreft de toetsing van uitbreidingsaanvragen nabij Natura 2000 gebieden, nu blijkt dat het huidige 5%-beleid op losse schroeven is komen te staan? Bent u van plan om de vergunningverlening op te schorten totdat nieuw beleid is vastgesteld? Zo nee, waarom niet?
5. Welk beleid hanteert u voor vergunningaanvragen voor uitbreiding van veehouderijbedrijven nabij beschermde natuurmonumenten? Kan dit beleid voldoende waarborgen dat de ammoniakdepositie op beschermde natuurmonumenten afneemt?
Indiendatum:
apr. 2008
Antwoorddatum: 10 jun. 2008
Beantwoording Schriftelijke vragen ex art. 47 van het Reglement van Orde aan het College van Gedeputeerde Staten gesteld door mw. W. Bodewitz (Partij voor de Dieren) en J. Kloppenborg (GroenLinks) betreffende schorsing door de Voorzitter van de Raad van State van Natuurbeschermingswetvergunning voor veehouderij om 5% criterium significant effect ammoniakdeposities, d.d. 21 april 2008.
Toelichting
De ammoniakemissie uit veehouderijbedrijven kan zeer schadelijk zijn voor omliggende natuurgebieden. Teveel ammoniakemissie veroorzaakt eutrofiëring en verzuring van de bodem. Hierdoor verdwijnen veel plantensoorten. Het vergunningenbeleid van de overheid, ontwikkeld door LNV en overgenomen door de provincies (‘Toetsingskader Ammoniak en Natura 2000), laat echter ruimte voor een toename van de ammoniakdeposities van elke afzonderlijke veehouderij tot 5% van de kritische grenswaarde die voor een Natura 2000 gebied is vastgesteld. Dit betekent dat 20 bedrijven reeds volstaan om de maximaal toelaatbare ammoniakdeposities op te vullen. Aangezien vele natuurgebieden zijn omgeven door meer dan 20 veehouderijbedrijven, en de bestaande deposities reeds veel te hoog zijn, is dit criterium zwaar omstreden. Door velen is betwijfeld of het 5% - criterium als criterium voor een verwaarloosbaar effect van ammoniakdeposities juridisch houdbaar is.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State onderschrijft deze twijfel, en heeft op woensdag 26 maart de door de provincie Brabant verleende Natuurbeschermingswetvergunning voor een nertsen- en rundveehouderij in Oirschot geschorst waarbij een depositie optreedt van 8,47 mol NH3 op De Kampina in een reeds overbelaste situatie. De verleende vergunning betrof een uitbreiding van de veestapel, die een toename van de ammoniakdepositie tot gevolg zou hebben.
Dit betekent hoogstwaarschijnlijk dat alle besluiten tot Nb-wetvergunningverlening voor een veehouderij waarbij een noemenswaardige toename optreedt in een overbelaste situatie bij een Natura 2000 gebied voor schorsing in aanmerking komen.
Naar aanleiding van het voorgaande, wilen de fracties van de Partij voor de Dieren en GroenLinks de volgende vragen stellen:
1. Lopen er in de provincie Utrecht op dit moment vergunningaanvragen voor uitbreiding van veehouderijbedrijven nabij Natura 2000 gebieden? Zo ja, wat is de stand van zaken in de betreffende procedures?
Antwoord
Er lopen op dit moment 2 aanvragen. Van één aanvraag is de behandelingstermijn overschreden en de andere aanvraag loopt nog binnen de wettelijke afhandelingstermijn.
2. Deelt u onze mening dat de provincie de taak heeft om zorg te dragen voor het terugbrengen van de ammoniakdepositie op Natura 2000 gebieden en dat het huidige 5%-beleid daarentegen zorgt voor een verdere verzuring van de Natura 2000 gebieden? Zo ja, welke conclusies verbindt u hieraan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Onze taak is om te toetsen of door activiteiten of handelingen in of in de nabijheid van Natura 2000 gebieden, mede gelet op de instandhoudingsdoelstellingen, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten van een aangewezen gebied niet verslechteren of verstoord worden door de activiteit of de handeling. Er is in ieder geval sprake van verstoring of verslechtering wanneer de natuurlijke kenmerken van het gebied worden aangetast.
Het huidige 5% beleid zorgt niet perse voor een verdere verzuring van het gebied, aangezien getoetst dient te worden aan de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000 gebied.
De uitspraak van de voorzitter van de Raad van State in de voorlopige voorzieningenprocedure stelt ook niet dat de 5% norm een foute norm zou zijn. De uitspraak stelt dat de norm niet uitsluit dat er geen significante effecten op het natuurgebied op zullen treden, met name omdat er reeds sprake was van een “overbelaste situatie” rondom het natuurgebied. Zie verder vraag 4.
3. De Natura 2000 gebieden Binnenveld en Groot Zandbrink ondervinden met een factor van 2 tot 3 overschrijding van de kritische depositiefactor. Bent u het met ons eens dat het merkwaardig is om een vergunningenbeleid te hebben gevoerd dat op bedrijfsniveau een stijging van ammoniakdeposities toestaat in een situatie dat onomstreden de deposities meervoudig dienen te dalen om tot het gewenste beschermingsniveau te komen?
Antwoord
Nee, wij hanteren een landelijk breed gedragen en op wetenschappelijke en juridische basis opgesteld kader. Uit de onderzoeken binnen dit kader bleek dat de gemiddelde ammoniakdepositie over een aantal jaren afneemt als de depositie van een bedrijf na uitbreiding niet hoger is dan 5% van de kritische depositiewaarden. De rechter heeft nu een eerste uitspraak gedaan en deze onderbouwing als onvoldoende beoordeeld. Overigens is er sprake van een uitspraak in een voorlopige voorzieningenprocedure welke niet bindend is in de bodemprocedure Zie verder vraag 2.
4. Welk beleid gaat u toepassen wat betreft de toetsing van uitbreidingsaanvragen nabij Natura 2000 gebieden, nu blijkt dat het huidige 5%-beleid op losse schroeven is komen te staan? Bent u van plan om de vergunningverlening op te schorten totdat nieuw beleid is vastgesteld? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Wij zijn niet plan om de vergunningverlening op te schorten totdat nieuw beleid kan worden vastgesteld. Wel willen wij de mogelijke oplossingen van de ‘Taskforce Stikstof en Natura 2000’ afwachten. Deze taskforce moet eind juni in opdracht van de Minister van LNV helderheid geven over vergunningen en beheerplannen voor de korte en lange termijn. Biedt de oplossing onvoldoende soelaas dan gaan we door met aanvragen met een uitbreiding van de depositie binnen de ruimte van de uitspraak, zonodig met een passende beoordeling.
5. Welk beleid hanteert u voor vergunningaanvragen voor uitbreiding van veehouderijbedrijven nabij beschermde natuurmonumenten? Kan dit beleid voldoende waarborgen dat de ammoniakdepositie op beschermde natuurmonumenten afneemt?
Antwoord
Ook hier hanteren wij het Interim Toetsingskader ammoniak en Natura 2000 door eerst voor deze gebieden de kritische depositiewaarden van de habitattypen te laten bepalen via het model van het toetsingskader. Zie verder vraag 2 en 4.
Gedeputeerde Staten van Utrecht,
Voorzitter,
Secretaris,
Interessant voor jou
Vragen over vergunning hazenjacht Kromme Rijngebied
Lees verderVragen over beleidsnota Flora- en faunawet Provincie Utrecht
Lees verder