Vragen over vergassen ganzen in de provincie Utrecht (vervolg)


Indiendatum: feb. 2009

Onderwerp: Schriftelijke vragen ex art. 47 van het RvO aan het College van GS, gesteld door Wanda Bodewitz, Partij voor de Dieren, betreffende de antwoorden van GS op onze vragen over het vergassen van ganzen in de provincie.


Geacht College van Gedeputeerde Staten,


Toelichting

Op 27 augustus 2008 hebben wij schriftelijke vragen gesteld aan het College van GS over de massale vergassing van ganzen met CO2 gas. Op 21 oktober 2008 ontvingen wij de antwoorden. Naar aanleiding hiervan en de hierna volgende onderzoeksresultaten, willen wij nog een aantal vragen stellen.

Als gevolg van een demonstratie van CO2 vergassing van slachtdieren in 1978 werden alle afgegeven vergunningen voor vergassing door middel van CO2 ingetrokken. De beleidsmakers die bij dit experiment aanwezig waren, raakten zodanig ontzet over wat ze zagen, dat vergassing dmv CO2 direct werd verboden. Toen de EU regelgeving van kracht werd, is voortzetting van dit verbod opgeheven onder druk van Denemarken. Het experiment uit 1978 uit het oog verloren, is in Nederland er tot op heden geen werk van gemaakt om de opheffing van dit verbod te heroverwegen.
Vergassing dmv CO2 leidt tot een acute vorm van benauwdheid. Ademhaling is een primaire levensvoorwaarde. Iedereen die het wel eens zeer benauwd heeft gehad, weet dat het lichaam op zo’n moment in extreme staat van stress geraakt. Bij zoogdieren en vogels zien we dezelfde reactie. Dieren reageerden in een experiment met CO2 vergassing als volgt (1):
Ze proberen te vluchten uit de met CO2 gevulde ruimte, slaan zichzelf dien ten gevolge tegen de wanden, krijsen, proberen hun adem in te houden of snakken naar adem waardoor hun longen echter met nog meer met CO2 gevuld worden. Dieren komen na deze doodsstrijd door verstikking om het leven. Ook bij ganzenvergassing speelt dit door gesloten containers nauwkeurig verborgen drama zich af.
Dit door herhaaldelijk onderzoek bewezen gedrag ten gevolge van onvermengde CO2 vergassing staat haaks op de wetgeving omtrent het doden van dieren. In het Besluit Doden Dieren staat: “Bij het bedwelmen of doden wordt de dieren elke vermijdbare opwinding of pijn of elk vermijdbaar lijden bespaard. In reguliere pluimveeslachterij wordt daarom gebruik gemaakt van een alternatief: Toevoeging van zuurstof aan de CO2 waardoor de dieren op een rustige manier de staat van bewusteloosheid bereiken.” (2)

Duke Faunabeheer gebruikt echter voor het vergassen van ganzen uitsluitend CO2-gas. Het argument dat dit een normale, beproefde en humane methode is, blijkt ongegrond en berust wellicht op verwarring met de bedwelmingsmethode van CO2-gas met zuurstof menging, dat diervriendelijker is.


Naar aanleiding hiervan en naar aanleiding van de antwoorden op onze vorige vragen over dit thema, rezen bij ons de volgende vragen:
1. Als voorwaarde bij het doden van ganzen staat in de ontheffing conform het Plan van Aanpak, Ganzen vangen in de Rui 2008-2010, dat het doden van ganzen diervriendelijk moet geschieden. Daarnaast staat er in de Flora- en Fauna wet in art. 67 lid 2b dat de gebruikte middelen voor het beperken van populaties geen onnodig lijden mogen veroorzaken. Kunt u ‘onnodig lijden’ definiëren?
2. In de Flora- en Faunawet en het Besluit Beheer & Schadebestrijding wordt CO2 niet aangedragen als geschikt middel voor het doden van dieren. Daarnaast rustte er in het verleden in Nederland een verbod op het gebruik van dit middel. Kunt u aangeven wat de voordelen van het gebruik van CO2 zijn als dodingsmiddel boven andere middelen, waardoor u het noodzakelijk achtte om van de regulier toegestane middelen af te wijken?
3. Als verantwoording voor het gebruik van dit middel CO2 verwijst u naar een onderzoek van de Universiteit Utrecht. Kunt u ons vertellen waar wij dit onderzoek kunnen vinden?
4. Kunt u ons de specificaties geven van de machine uit de AED-Line waarmee de ganzen worden vergast en uitleggen hoe deze machine wordt toegepast?
5. In de ontheffing van GS van 29 april 2008 betreffende het vangen en doden van 2500 grauwe ganzen staat gebruik van CO2 niet vermeld. In een eerder stadium heeft GS aangegeven dat zij op de hoogte was van het feit dat CO2-gas gebruikt zou worden om ganzen te vergassen en dat er derhalve sprake zou zijn van ‘impliciete toestemming’. Dit is niet in overeenstemming met de wetgeving. Bent u het met ons eens dat door het uitblijven van een ontheffing voor CO2 en de omissie om bij publicatie van de ontheffing het dodingsmiddel CO2 te vermelden, de reactie van belangengroeperingen en de publieke opinie over dit middel is omzeild? Zo neen, waarom niet?

6. Bij AMVB worden de middelen aangewezen waarmee dieren mogen worden gevangen en gedood (art. 72 FFW). Het middel CO2 komt niet voor op deze lijst. Wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat en indien er geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort, kan GS, op basis van art. 68 FFW, afwijken van art. 72, lid 5 FFW. Nader is bepaald dat het hier niet mag gaan om middelen die onnodig lijden veroorzaken (art. 68, lid 5 FFW). In casu betreft het een middel (CO2) dat niet voorkomt op de AMVB lijst van toegestane middelen. Tevens is geen ontheffing afgegeven ten aanzien van dit middel. Bent u het met ons eens dat om af te mogen wijken van art. 72 FFW, in overeenstemming met art. 68 FFW, GS ontheffing dient te verlenen voor middelen die niet voorkomen op de AMVB lijst van toegestane dodingsmiddelen? Zo neen, waarom niet?
7. Uit de wettekst van de FFW blijkt nergens dat ontheffing ook impliciet kan geschieden. De aard, het doel en de systematiek van deze wet laten ook niet toe dat ontheffingen (in casu ontheffing t.a.v. het dodingsmiddel) impliciet gegeven kunnen worden of als impliciet opgevat kunnen worden. Bent u het met ons eens dat een ontheffing expliciet gegeven dient te worden? Zo neen, waarom niet?
8. In casu is geen expliciete ontheffing verleend t.a.v. het middel CO2. CO2 komt niet voor op de genoemde AMVB lijst. Bent u het met ons eens dat derhalve het dodingsmiddel CO2 onrechtmatig gebruikt is? Zo neen, waarom niet?
9. In antwoord op vraag 3 (vorige vragenset) geeft u aan dat er op het moment van de massale vergassing van de ganzen geen handhavers aanwezig zijn. Wij vinden dat juist op het cruciale moment van vergassing dmv CO2 handhaving aanwezig zou moeten zijn, en deze zicht moet hebben op de dieren totdat ze de dood hebben bereikt. Zonder handhaving kan op dit moment de Flora- en Faunawet die voorwaarden stelt aan de behandeling van dieren ongemerkt worden overtreden. Kunt u met in achtneming van het welzijn van de ganzen tegemoet komen aan dit verzoek?
10. Volgens het besluit Doden van Dieren, (d.d. 16 mei 1997) artikel 5, moet de gehanteerde dodingmethode onmiddellijk na aanvang van de dodingshandeling leiden tot de dood van het dier. Aangezien CO2 wordt gebruikt als dodingsmiddel en niet als bedwelmingsmiddel, is de 3 minuten marge waarin extreme marteling van de dieren plaatsvindt in strijd met dit besluit. Bent u bereid om, met in achtneming van al het bovenstaande, in de toekomst af te zien van het gebruik van onvermengde CO2 voor het doden van ganzen en gebruik te maken van een meer verantwoorde dodingmethode?


Volgens de Faunabeheereenheid Utrecht waren er in 2008 in onze provincie 10.824 overzomerende grauwe ganzen. In 2010 beoogt u een populatie grauwe ganzen evenredig aan de populatie in 1998, namelijk 4300 exemplaren, in de hoop dat ook de uitgekeerde schade tot het niveau van 1998 daalt. We zijn bezorgd over de correlatie tussen uw beleid ten aanzien van de ganzen en de beoogde doelstelling: het terugbrengen van de schade. De in 1998 uitgekeerde schade bedroeg 4465 euro bij 4300 grauwe ganzen. In 2005 bedroeg de uitgekeerde schade 3427 euro bij 10.365 overzomerende ganzen. Het schadeniveau blijkt hier bij een populatietoename van meer dan 200 % t.o.v. 1998 onder de door u gestelde schadegrens te vallen. Wij kunnen hierdoor geen verband zien tussen de hoeveelheid afschot en de schadebeperking.
In het SOVON rapport ‘Grenzen aan de Groei’ staat: “Vangen en afmaken is effectief omdat het gerichter op de populatie ingrijpt dan afschot. Het effect is echter maar van korte duur. Habitatbeheer; het ongeschikt maken van nest- en opgroeigebied is potentieel effectief en duurzaam”(3) . Een stabiele ganzenpopulatie, waarvan de groei is afgevlakt, wordt slechts bereikt door een populatie met rust te laten. De populatiegrootte wordt zodoende op natuurlijke wijze gereguleerd door de grootte en kwaliteit van het opgroei- en foerageergebied en de mate van predatie. Door alternatieve foerageergebieden (4) in te richten nabij de opgroeigebieden in de natuur, in plaats van foerageergebied aan te wijzen op productievelden, ondervinden landbouwgebieden minder schade. Door aanplant van witte klaver kunnen de ganzenpopulaties naar de aangewezen gebieden gelokt worden (5).
Echter door continue bejaging en het wegvangen van ganzenformaties treedt versnippering, verspreiding en verjonging op; ganzen krijgen op jongere leeftijd meer en grotere legsels. Snoeien doet blijkbaar groeien (6). In SOVON, grenzen aan de groei staat hierover het volgende:

“Grote populaties die zich in de evenwichtssituatie bevinden, dwz niet langer groeien, worden door afschot teruggeworpen op het stijgende deel van de groeicurve.” (7)
en:
“Jacht kan er toe leiden dat geprefereerde gebieden onbenut blijven, en dat vogels uitwijken naar sub-optimale gebieden en daar mogelijk voor schade zorgen.(....)Er zijn ook aanwijzingen dat jacht kan leiden tot het verbreken van paar- en familieverbanden.” (8)
en:
“Het aanschieten van ganzen leidt tot het ontstaan van groepjes wilde ganzen die niet langer kunnen vliegen en dan –uit noodzaak geboren- in allerlei gebieden tot broeden komen. (…) Schieten op overzomerende ganzen kan zo leiden tot het ontstaan van nieuwe broedpopulaties.” (9)

In dit verband willen we de volgende vragen voorleggen:

11. De ontheffing is verleend in het belang of ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen tussen 1 april en 1 oktober 2008. In de motivatie, zoals opgenomen in de ontheffing, vinden wij geen onderbouwd argument dat de populatie ganzen in 2008 een belangrijke schade aan gewassen zal veroorzaken, aangezien de populatieomvang t.o.v. 2005 nauwelijks is gestegen. De schade in 2005 was volgens uw normen acceptabel. Waarom schrijft u de toegebrachte schade toe aan de populatieomvang van de ganzen?
12. Uit de stabiele omvang van de ganzenpopulatie van de afgelopen jaren is de recente schadestijging niet verklaarbaar. De beschadigde landbouwoppervlakte in hectare is echter met bijna 400 % toegenomen (10) . Het ligt voor de hand te concluderen dat de stijging in het beschadigde landbouwoppervlak de oorzaak is van de gestegen schade. Hoe verklaart u de stijging in het beschadigde landbouwoppervlak, terwijl de populatieomvang gelijk is gebleven?
13. Kunt u aangeven wat de kosten voor de uitgekeerde schade door overzomerende grauwe ganzen in de jaren 1998 t/m 2008 bedroegen, en het afschottotaal van de overzomerende grauwe gans voor diezelfde jaren?
14. In 2007 waren de kosten van de vang- en vergassingsacties ongeveer gelijk aan de uitgekeerde schade. We vinden het verbazend dat u, ondanks de volgens u onacceptabele kosten van de uitgekeerde schade, een evenredig bedrag investeert in de vang- en vergassingsacties. Daarmee verhoogt u de totale kosten met zo’n 100 %. Kunt u aangeven waarom u kosten van de uitgekeerde schade onacceptabel vindt, terwijl u de kosten van de vang- en vergassingsacties wel toelaatbaar vindt?
15. In SOVON, Grenzen aan de Groei, staat: “Vangen en afmaken is effectief omdat het gerichter op de populatie ingrijpt dan afschot. Het effect is echter maar van korte duur. Habitatbeheer; het ongeschikt maken van nest- en opgroeigebied is potentieel effectief en duurzaam”. Als populatiebeheer is habitatbeheer van cruciaal belang. Kunt u in dit verband uw antwoord op vraag 9 van de vorige vragenset toelichten, waarin u het doel van habitatbeheer niet in lijn ziet met het voorkomen en beperken van gewasschade?
16. Kunt u aangeven wat uw concrete voornemens zijn bij ‘Gebiedsinrichting in relatie tot schadebeheer’, paragraaf 3.4 uit de beleidsnotitie Flora- en Faunawet zoals genoemd in uw antwoord op vraag 9 van de vorige vragenset, om de voor ganzenschade gevoelige landbouwgebieden veilig te stellen?
17. Waar vindt u de onderbouwing van de relatie tussen het rapen en schudden van eieren, zoals genoemd in het Plan van Aanpak; ‘Ganzen vangen in de Rui’, en het beperken van een populatie?
18. Cijfers zoals vermeld in de jaarverslagen 2006/2007 van de Faunabeheereenheid en het voornoemde Sovon rapport wijzen erop dat uw huidige beleid, namelijk een gebrek aan investering in opvanggebieden en habitatbeheer, niet bijdraagt aan een oplossing van de strijd tussen de ganzen en de grondeigenaren. De geldstroom voor het compenseren van de schade en de investeringen in de niet-duurzame en vaak averechts werkende methoden blijven daardoor voortduren. Daarnaast brengt de huidige aanpak veel leed onder de ganzen teweeg door verscheuring van gezinsbanden, verminking en verstikking. Bent u bereid uw huidige aanpak te heroverwegen?


Namens de fractie van de Partij voor de Dieren en hoogachtend,
Wanda Bodewitz

(1) Cantieni, J (1976) Ein Beitrag zur CO2 Betaubung von Slachtschweinen, Zurich
http://www.varkensinnood.nl/files/Documenten/achtergrond%20informatie%20co2%20bedwelming.pdf
Bijlage 1, toegevoegd document

(2) Geproduceerd door Stork PMT Boxmeer

(3) blz. 85; hoofdstuk 6.1

(4) CABWIM consultancy: Alternatieve Foerageerterreinen voor Ganzen in Utrecht

(5) http://www.cabwim.com/Nl/Ganzenschade.aspx

(6) Ondanks het beperken van de grauwe ganzenpopulatie met meer dan 3102 stuks gedurende 2005 en 2006, is de populatie gestegen met ongeveer 2000 exemplaren. ( Jaarverslag 2006 en 2007 Faunabeheereenheid Utrecht )

(7) Sovon, Grenzen aan de Groei, blz. 103, Effectiviteit

(8) Sovon, Grensen aan de Groei, blz. 104; Neveneffecten

(9) Sovon, Grenzen aan de Groei, blz. 104/105; Neveneffecten

(10) Jaarverslag 2007 Faunabeheereenheid Utrecht

Indiendatum: feb. 2009
Antwoorddatum: 3 mrt. 2009

Onderwerp: Beantwoording Schriftelijke vragen ex art. 47 van het RvO aan het College van GS, gesteld door W. Bodewitz (Pvd) betreffende de antwoorden van GS op onze vragen over vergassen van ganzen in de provincie (d.d. 2 februari 2009).

Wij beginnen met een herhaling van de vraag en geven vervolgens de antwoorden (cursieve tekst):

Toelichting (PvdD)

Op 27 augustus 2008 hebben wij schriftelijke vragen gesteld aan het College van GS over de massale vergassing van ganzen met CO2 gas. Op 21 oktober 2008 ontvingen wij de antwoorden. Naar aanleiding hiervan en de hierna volgende onderzoeksresultaten, willen wij nog een aantal vragen stellen.

Als gevolg van een demonstratie van CO2 vergassing van slachtdieren in 1978 werden alle afgegeven vergunningen voor vergassing door middel van CO2 ingetrokken. De beleidsmakers die bij dit experiment aanwezig waren, raakten zodanig ontzet over wat ze zagen, dat vergassing dmv CO2 direct werd verboden. Toen de EU regelgeving van kracht werd, is voortzetting van dit verbod opgeheven onder druk van Denemarken. Het experiment uit 1978 uit het oog verloren, is in Nederland er tot op heden geen werk van gemaakt om de opheffing van dit verbod te
heroverwegen.
Vergassing dmv CO2 leidt tot een acute vorm van benauwdheid. Ademhaling is een primaire levensvoorwaarde. Iedereen die het wel eens zeer benauwd heeft gehad, weet dat het lichaam op zo’n moment in extreme staat van stress geraakt. Bij zoogdieren en vogels zien we dezelfde reactie. Dieren reageerden in een experiment met CO2 vergassing als volgt:
Ze proberen te vluchten uit de met CO2 gevulde ruimte, slaan zichzelf dien ten gevolge tegen de wanden, krijsen, proberen hun adem in te houden of snakken naar adem waardoor hun longen echter met nog meer met CO2 gevuld worden. Dieren komen na deze doodsstrijd door verstikking om het leven. Ook bij ganzenvergassing speelt dit door gesloten containers nauwkeurig verborgen drama zich af.
Dit door herhaaldelijk onderzoek bewezen gedrag ten gevolge van onvermengde CO2 vergassing staat haaks op de wetgeving omtrent het doden van dieren. In het Besluit Doden Dieren staat: “Bij het bedwelmen of doden wordt de dieren elke vermijdbare opwinding of pijn of elk vermijdbaar lijden bespaard. In reguliere pluimveeslachterij wordt daarom gebruik gemaakt van een alternatief: Toevoeging van zuurstof aan de CO2 waardoor de dieren op een rustige manier de staat van bewusteloosheid bereiken.”

Duke Faunabeheer gebruikt echter voor het vergassen van ganzen uitsluitend CO2-gas. Het argument dat dit een normale, beproefde en humane methode is, blijkt ongegrond en berust wellicht op verwarring met de bedwelmingsmethode van CO2-gas met zuurstof menging, dat diervriendelijker is.

Naar aanleiding hiervan en naar aanleiding van de antwoorden op onze vorige vragen over dit thema, rezen bij ons de volgende vragen:
1. Als voorwaarde bij het doden van ganzen staat in de ontheffing conform het Plan van Aanpak, Ganzen vangen in de Rui 2008-2010, dat het doden van ganzen diervriendelijk moet geschieden. Daarnaast staat er in de Flora- en Fauna wet in art. 67 lid 2b dat de gebruikte middelen voor het beperken van populaties geen onnodig lijden mogen veroorzaken. Kunt u ‘onnodig lijden’ definiëren?
Het gaat er hierbij om dat de gevangen vogels op een zo efficiënt mogelijke wijze worden gedood waarbij het lijden van de dieren tot een minimum wordt beperkt.

2. In de Flora- en Faunawet en het Besluit Beheer & Schadebestrijding wordt CO2 niet aangedragen als geschikt middel voor het doden van dieren. Daarnaast rustte er in het verleden in Nederland een verbod op het gebruik van dit middel. Kunt u aangeven wat de voordelen van het gebruik van CO2 zijn als dodingsmiddel boven andere middelen, waardoor u het noodzakelijk achtte om van de regulier toegestane middelen af te wijken?
Het Besluit beheer en schadebestrijding dieren noemt met name vangmiddelen. Hoe de éénmaal (bijvoorbeeld met behulp van een vangkooi) gevangen dieren moeten worden gedood is door de wetgever niet aangegeven. De gevangen ganzen kunnen op verschillende wijzen worden gedood. Het doden door het omdraaien van de nek of het doodslaan is bij grotere vogels als ganzen niet efficiënt en kan onnodig lijden veroorzaken. Een andere methode is het (machinaal) doorsnijden van de keel, al dan niet na elektrische bedwelming. Deze methode wordt, ook door organisaties die zich inzetten voor dierenwelzijn, over het algemeen als dieronvriendelijker beschouwd dan het doden door middel van gas (zie bijvoorbeeld het PETA-rapport “ Controlled atmosphere killing vs. electric immobillization”). Om deze reden is er gekozen het doden van de ganzen door middel van koolzuurgas. Ook de minister van LNV heeft in antwoord op kamervragen aangegeven dat het doden met koolzuurgas een acceptabele methode kan zijn voor het doden van ganzen.

3. Als verantwoording voor het gebruik van dit middel CO2 verwijst u naar een onderzoek van de Universiteit Utrecht. Kunt u ons vertellen waar wij dit onderzoek kunnen vinden?
Het gaat hierbij om het proefschrift van M. Gerritzen: Acceptable methods for large scale on-farm killing of poultry for disease control. De onderzoeker heeft aangegeven dat de resultaten van het onderzoek geëxtrapoleerd kunnen worden naar de gans. Vindplaats:
http://library.wur.nl/file/wurpubs/LUWPUBRD_00356772_A502_001.pdf

4. Kunt u ons de specificaties geven van de machine uit de AED-Line waarmee de ganzen worden vergast en uitleggen hoe deze machine wordt toegepast?
Voor de specificaties van de machines verwijzen wij u naar de website van de fabrikant: http://www.tcc-group.eu/NL_index.htm

De toepassing is als volgt: eerst wordt de ruimte gevuld met een percentage koolzuurgas. Daarna worden de dieren in de ruimte gebracht en wordt het percentage verhoogd tot boven de 60%, tot een maximum van 70%. Na maximaal drie minuten worden de dieren er dood uitgehaald.

5. In de ontheffing van GS van 29 april 2008 betreffende het vangen en doden van 2500 grauwe ganzen staat gebruik van CO2 niet vermeld. In een eerder stadium heeft GS aangegeven dat zij op de hoogte was van het feit dat CO2-gas gebruikt zou worden om ganzen te vergassen en dat er derhalve sprake zou zijn van ‘impliciete toestemming’. Dit is niet in overeenstemming met de wetgeving. Bent u het met ons eens dat door het uitblijven van een ontheffing voor CO2 en de omissie om bij publicatie van de ontheffing het dodingsmiddel CO2 te vermelden, de reactie van belangengroeperingen en de publieke opinie over dit middel is omzeild? Zo neen, waarom niet?

Nee, op het moment van afgifte van de ontheffing was niet duidelijk dat de wijze waarop gevangen dieren moesten worden gedood expliciet in de ontheffing moest worden opgenomen. Derhalve werd volstaan met de mededeling dat het doden snel en efficiënt diende te geschieden waarbij het lijden tot een minimum moest worden beperkt. Na afgifte van de ontheffing heeft de minister in antwoord op kamervragen aangegeven dat wij expliciet toestemming moeten geven voor gebruikmaking van dit middel. Indien het doden van ganzen met koolzuurgas weer aan de orde is zal hier expliciet op worden ingegaan in het besluit.

6. Bij AMVB worden de middelen aangewezen waarmee dieren mogen worden gevangen en gedood (art. 72 FFW). Het middel CO2 komt niet voor op deze lijst. Wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat en indien er geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort, kan GS, op basis van art. 68 FFW, afwijken van art. 72, lid 5 FFW. Nader is bepaald dat het hier niet mag gaan om middelen die onnodig lijden veroorzaken (art. 68, lid 5 FFW). In casu betreft het een middel (CO2) dat niet voorkomt op de AMVB lijst van toegestane middelen. Tevens is geen ontheffing afgegeven ten aanzien van dit middel. Bent u het met ons eens dat om af te mogen wijken van art. 72 FFW, in overeenstemming met art. 68 FFW, GS ontheffing dient te verlenen voor middelen die niet voorkomen op de AMVB lijst van toegestane dodingsmiddelen? Zo neen, waarom niet?
Ja, het doden middels (koolzuur)gas zal in het vervolg expliciet in de ontheffing worden genoemd. Zie verder het antwoord op vraag 5.

7. Uit de wettekst van de FFW blijkt nergens dat ontheffing ook impliciet kan geschieden. De aard, het doel en de systematiek van deze wet laten ook niet toe dat ontheffingen (in casu ontheffing t.a.v. het dodingsmiddel) impliciet gegeven kunnen worden of als impliciet opgevat kunnen worden. Bent u het met ons eens dat een ontheffing expliciet gegeven dient te worden? Zo neen, waarom niet?
Ja, zie het antwoord op de vragen 5 en 6.

8. In casu is geen expliciete ontheffing verleend t.a.v. het middel CO2. CO2 komt niet voor op de genoemde AMVB lijst. Bent u het met ons eens dat derhalve het dodingsmiddel CO2 onrechtmatig gebruikt is? Zo neen, waarom niet?
Nee, zoals eerder aangegeven waren wij op de hoogte van het middel dat gebruikt zou worden voor het doden van de ganzen. Er is dan ook toestemming gegeven voor het gebruik van dit middel, zij het dat dit niet expliciet in de ontheffing was opgenomen. Zie verder het antwoord op vraag 5.

9. In antwoord op vraag 3 (vorige vragenset) geeft u aan dat er op het moment van de massale vergassing van de ganzen geen handhavers aanwezig zijn. Wij vinden dat juist op het cruciale moment van vergassing dmv CO2 handhaving aanwezig zou moeten zijn, en deze zicht moet hebben op de dieren totdat ze de dood hebben bereikt. Zonder handhaving kan op dit moment de Flora- en Faunawet die voorwaarden stelt aan de behandeling van dieren ongemerkt worden overtreden. Kunt u met in achtneming van het welzijn van de ganzen tegemoet komen aan dit verzoek?
Ja, indien er dit jaar opnieuw een ontheffing wordt afgegeven voor het doden met (koolzuur)gas zal er naast controle in het veld ook steekproefsgewijs controle plaatsvinden op het moment van vergassing.

10. Volgens het besluit Doden van Dieren, (d.d. 16 mei 1997) artikel 5, moet de gehanteerde dodingmethode onmiddellijk na aanvang van de dodingshandeling leiden tot de dood van het dier. Aangezien CO2 wordt gebruikt als dodingsmiddel en niet als bedwelmingsmiddel, is de 3 minuten marge waarin extreme marteling van de dieren plaatsvindt in strijd met dit besluit. Bent u bereid om, met in achtneming van al het bovenstaande, in de toekomst af te zien van het gebruik van onvermengde CO2 voor het doden van ganzen en gebruik te maken van een meer verantwoorde dodingmethode?

Het Besluit doden van dieren is niet van toepassing op in het wild gevangen dieren. In zoverre is er dan ook geen sprake van strijd met deze regeling. Overigens geeft artikel 5, onderdeel b, van dit besluit aan dat een methode die leidt tot bewusteloosheid, gevolgd door de dood, ook is toegestaan. Aangezien het gebruik van gas niet tot een onmiddellijke dood leidt wordt deze eis niet gesteld. Zoals in antwoord op vraag 2 aangegeven beschouwen wij het doden met koolzuurgas als een verantwoorde methode. Wij zullen echter de werking en mogelijkheden van het door u aangehaalde diervriendelijkere bedwelmingsmethode van CO2-gas met zuurstof menging als mogelijk alternatief nader onderzoeken.

Volgens de Faunabeheereenheid Utrecht waren er in 2008 in onze provincie 10.824 overzomerende grauwe ganzen. In 2010 beoogt u een populatie grauwe ganzen evenredig aan de populatie in 1998, namelijk 4300 exemplaren, in de hoop dat ook de uitgekeerde schade tot het niveau van 1998 daalt. We zijn bezorgd over de correlatie tussen uw beleid ten aanzien van de ganzen en de beoogde doelstelling: het terugbrengen van de schade. De in 1998 uitgekeerde schade bedroeg 4465 euro bij 4300 grauwe ganzen. In 2005 bedroeg de uitgekeerde schade 3427 euro bij 10.365 overzomerende ganzen. Het schadeniveau blijkt hier bij een populatietoename van meer dan 200 % t.o.v. 1998 onder de door u gestelde schadegrens te vallen. Wij kunnen hierdoor geen verband zien tussen de hoeveelheid afschot en de schadebeperking.
In het SOVON rapport ‘Grenzen aan de Groei’ staat: “Vangen en afmaken is effectief omdat het gerichter op de populatie ingrijpt dan afschot. Het effect is echter maar van korte duur. Habitatbeheer; het ongeschikt maken van nest- en opgroeigebied is potentieel effectief en duurzaam”. Een stabiele ganzenpopulatie, waarvan de groei is afgevlakt, wordt slechts bereikt door een populatie met rust te laten. De populatiegrootte wordt zodoende op natuurlijke wijze gereguleerd door de grootte en kwaliteit van het opgroei- en foerageergebied en de mate van predatie. Door alternatieve foerageergebieden in te richten nabij de opgroeigebieden in de natuur, in plaats van foerageergebied aan te wijzen op productievelden, ondervinden landbouwgebieden minder schade. Door aanplant van witte klaver kunnen de ganzenpopulaties naar de aangewezen gebieden gelokt worden.
Echter door continue bejaging en het wegvangen van ganzenformaties treedt versnippering, verspreiding en verjonging op; ganzen krijgen op jongere leeftijd meer en grotere legsels. Snoeien doet blijkbaar groeien. In SOVON, grenzen aan de groei staat hierover het volgende:
“Grote populaties die zich in de evenwichtssituatie bevinden, dwz niet langer groeien, worden door afschot teruggeworpen op het stijgende deel van de groeicurve.”
en:
“Jacht kan er toe leiden dat geprefereerde gebieden onbenut blijven, en dat vogels uitwijken naar sub-optimale gebieden en daar mogelijk voor schade zorgen.(....)Er zijn ook aanwijzingen dat jacht kan leiden tot het verbreken van paar- en familieverbanden.”
en:
“Het aanschieten van ganzen leidt tot het ontstaan van groepjes wilde ganzen die niet langer kunnen vliegen en dan –uit noodzaak geboren- in allerlei gebieden tot broeden komen. (…) Schieten op overzomerende ganzen kan zo leiden tot het ontstaan van nieuwe broedpopulaties.”

In dit verband willen we de volgende vragen voorleggen:
11. De ontheffing is verleend in het belang of ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen tussen 1 april en 1 oktober 2008. In de motivatie, zoals opgenomen in de ontheffing, vinden wij geen onderbouwd argument dat de populatie ganzen in 2008 een belangrijke schade aan gewassen zal veroorzaken, aangezien de populatieomvang t.o.v. 2005 nauwelijks is gestegen. De schade in 2005 was volgens uw normen acceptabel. Waarom schrijft u de toegebrachte schade toe aan de populatieomvang van de ganzen?

Er wordt gestreefd naar het terugbrengen van de populaties tot het niveau van 1998 en de daarbij behorende schadeomvang. Het door u genoemde cijfer voor 2005 is onjuist. De uitgekeerde schade door overzomerende ganzen (het grootste deel hiervan betreft Grauwe ganzen) bedroeg in 2005 € 7.218,62. De getaxeerde schade bedroeg € 7.726,92. Dit was duidelijk meer dan de schadeomvang in 1998. Gelet op de forse toename van de schade na 2005 (€ 30.099 getaxeerd in 2007) was het aannemelijk dat er ook in 2008 belangrijke schade zou worden veroorzaakt.

12. Uit de stabiele omvang van de ganzenpopulatie van de afgelopen jaren is de recente schadestijging niet verklaarbaar. De beschadigde landbouwoppervlakte in hectare is echter met bijna 400 % toegenomen . Het ligt voor de hand te concluderen dat de stijging in het beschadigde landbouwoppervlak de oorzaak is van de gestegen schade. Hoe verklaart u de stijging in het beschadigde landbouwoppervlak, terwijl de populatieomvang gelijk is gebleven?


Zoals in antwoord op de eerder gestelde vragen is aangegeven zijn er lokale verschillen in de populatieontwikkeling. Er zijn aanwijzingen dat in gebieden waar de populatiereducerende maatregelen zijn uitgevoerd de aantallen ganzen zijn verminderd. In gebieden waar geen acties zijn uitgevoerd, omdat de schadedreiging hier minder was, heeft een toename van de overzomerende ganzen plaatsgevonden. Dit heeft hier ook geleid tot een toename van de schade.

13. Kunt u aangeven wat de kosten voor de uitgekeerde schade door overzomerende grauwe ganzen in de jaren 1998 t/m 2008 bedroegen, en het afschottotaal van de overzomerende grauwe gans voor diezelfde jaren?
Voor de gegevens uit de periode 1998-2005 verwijzen wij u naar het Faunabeheerplan en de hierbij behorende appendix met de kanttekening dat de schadecijfers uit 2005 nog niet definitief waren. De cijfers voor de jaren 2006 en 2007 zijn respectievelijk € 16.946 (getaxeerd) en € 30.099 (getaxeerd). Definitieve cijfers over 2008 zijn nog niet beschikbaar. De afschotcijfers voor de periode 1008-2005 staan vermeld in het Faunabeheerplan en de hierbij behorende appendix. In 2006 en 2007 zijn er respectievelijk 3102 en 2839 overzomerende grauwe ganzen gedood.

14. In 2007 waren de kosten van de vang- en vergassingsacties ongeveer gelijk aan de uitgekeerde schade. We vinden het verbazend dat u, ondanks de volgens u onacceptabele kosten van de uitgekeerde schade, een evenredig bedrag investeert in de vang- en vergassingsacties. Daarmee verhoogt u de totale kosten met zo’n 100 %. Kunt u aangeven waarom u kosten van de uitgekeerde schade onacceptabel vindt, terwijl u de kosten van de vang- en vergassingsacties wel toelaatbaar vindt?
De acties (in combinatie met de andere maatregelen) zullen op termijn moeten leiden tot een daling van de uitgekeerde schade en het overbodig maken van vangacties op deze schaal.

15. In SOVON, Grenzen aan de Groei, staat: “Vangen en afmaken is effectief omdat het gerichter op de populatie ingrijpt dan afschot. Het effect is echter maar van korte duur. Habitatbeheer; het ongeschikt maken van nest- en opgroeigebied is potentieel effectief en duurzaam”. Als populatiebeheer is habitatbeheer van cruciaal belang. Kunt u in dit verband uw antwoord op vraag 9 van de vorige vragenset toelichten, waarin u het doel van habitatbeheer niet in lijn ziet met het voorkomen en beperken van gewasschade?
Habitatbeheer kan een nuttige maatregel zijn om de groei van bepaalde ganzenpopulaties te beperken. Dit is ook onderkend in de beleidsnotitie. De mogelijkheden hiertoe zijn echter beperkt. Zoals ook aangegeven in het SOVON-rapport (pagina’s 106-107) zijn dergelijke maatregelen veelal in strijd met andere natuurdoelstellingen. Daarnaast zijn deze maatregelen gelet op de huidige (agrarische) bestemming van de schadegevoelige percelen niet altijd mogelijk. Om deze reden is vooralsnog ingezet op andere maatregelen.

16. Kunt u aangeven wat uw concrete voornemens zijn bij ‘Gebiedsinrichting in relatie tot schadebeheer’, paragraaf 3.4 uit de beleidsnotitie Flora- en Faunawet zoals genoemd in uw antwoord op vraag 9 van de vorige vragenset, om de voor ganzenschade gevoelige landbouwgebieden veilig te stellen?
Wij zullen de resultaten van onderzoeken die worden gedaan inzake de invloed van habitatbeheer op ganzenpopulaties en de door deze ganzen aangerichte schade betrekken bij de evaluatie van het huidige beleid.

17. Waar vindt u de onderbouwing van de relatie tussen het rapen en schudden van eieren, zoals genoemd in het Plan van Aanpak; ‘Ganzen vangen in de Rui’, en het beperken van een populatie?
In het SOVON-rapport wordt aangegeven dat het onklaar maken van nesten mogelijk een effectieve maatregel kan zijn in kleine, beginnende populaties. Met name wanneer het gecombineerd wordt met andere maatregelen. Om deze reden is er gekozen voor een combinatie van het onklaar maken van nesten, (ondersteunend) afschot en vangacties.

18. Cijfers zoals vermeld in de jaarverslagen 2006/2007 van de Faunabeheereenheid en het voornoemde Sovon rapport wijzen erop dat uw huidige beleid, namelijk een gebrek aan investering in opvanggebieden en habitatbeheer, niet bijdraagt aan een oplossing van de strijd tussen de ganzen en de grondeigenaren. De geldstroom voor het compenseren van de schade en de investeringen in de niet-duurzame en vaak averechts werkende methoden blijven daardoor voortduren. Daarnaast brengt de huidige aanpak veel leed onder de ganzen teweeg door verscheuring van gezinsbanden, verminking en verstikking. Bent u bereid uw huidige aanpak te heroverwegen?
De resultaten van het huidige beleid zullen worden geëvalueerd. Indien wordt geconstateerd dat dit beleid niet effectief is zal er een heroverweging plaatsvinden.



Gedeputeerde Staten van Utrecht,

Voorzitter,

Secretaris,

Interessant voor jou

Vragen over stopzetting jacht op alle dieren

Lees verder

Vragen over uitbreiding nertsenhouderij nabij natuurmonument

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer