Bijdrage Stik­stof­de­po­si­tiebank


26 juni 2024

Voorzitter. Handel in vervuiling. Strikt genomen is dat wat extern salderen is. Overheden en private partijen kunnen de markt op met vergunde ruimte voor stikstofemissie. En het is natuurlijk bizar dat toestemming voor vervuiling als privaat eigendom wordt behandeld – daarmee verliezen overheden controle over hun eigen vergunningen. Ik wil hier toch wat langer bij stilstaan, want we vergeten vaak als PS om even een paar stappen achteruit te zetten en een beleidsregel van een afstandje te bekijken. Wat zijn we hier nu precies aan doen? Wat zijn de onderliggende aannames hier, en wat zijn de implicaties? Past handel in vervuiling bij waar we voor staan als provincie en bij de groene, duurzame, natuurinclusieve ambities die we hebben?

Ons antwoord als Partij voor de Dieren-fractie is pertinent nee. ‘Uitgesteld extern salderen’ klinkt mooi en deftig maar is in feite een ingewikkelde juridische regeling om rechten op vervuiling even te parkeren zodat er later weer vervuild kan worden. Wij zetten bovendien vraagtekens bij de keuze om met de gereserveerde stikstofruimte eerst PAS-melders te legaliseren: PAS-melders moeten zeker snel geholpen worden, maar dat kan ook door hen te compenseren. Waarom niet ons concentreren op het volledig in kaart brengen van de benutting van vergunningen, en heel exact bijhouden wat er objectief aan emissie afneemt wanneer bedrijven stoppen of omschakelen. Dat heet dan niet een bank, maar een registratiesysteem. Want we moeten gaan rekenen met daadwerkelijk benutte stikstofuitstoot in vergunningen. Vraag aan de gedeputeerde, hebben we dat exact in beeld voor onze provincie en zo nee, wanneer hebben we dat wel in beeld?

Voorzitter, wij zien een groot risico in de opzet van dit voorliggende beleidskader van de depositiebank. Bij het extern salderen wordt altijd gerekend met de volledige vergunning, en wordt er 30% afgehaald voordat het weer kan worden ingezet. Maar wat tot nog toe onderbelicht is gebleven is dat veel vergunningen helemaal niet volledig benut worden: ze zijn deels leeg of slapend. Dus dat zogenaamde ‘afromen’ is feitelijk helemaal geen stikstofreductie. (Om het concreet te maken: een boer heeft een vergunning voor stikstof uitstoot behorend bij 100 koeien, maar hij of zij gebruikt slechts 70% van die vergunning. Het afromen van die 30% betekent dus dat er, op het moment dat er deze stikstofruimte weer kan worden ingezet, er geen reductie van stikstof heeft plaatsgevonden.) Nu wordt door GS aangevoerd dat er eerst het additionaliteitsprincipe moet worden toegepast, dus dat er eerst onderbouwd moet worden dat de natuur bij vrijgeven van deze stikstofruimte niet achteruitgaat, maar die garantie is niets waard als er gerekend wordt met papieren werkelijkheden. Dit is een even groot probleem als het huidige PAS-probleem: stel je voor, een boer krijgt via de depositiebank stikstofruimte toebedeeld, maar dan blijkt bij de rechtbank dat de ruimte die is toebedeeld niet had mogen worden vrijgegeven. PAS-problematiek 3.0! We dienen dan ook graag de motie ‘daadwerkelijk uitstoot als uitgangspunt bij saldering depositiebank’ in.