Schrif­te­lijke vragen Afschot reeën


Indiendatum: 5 jun. 2024

Geacht college van GS,

Op 30 mei 2024 publiceerde BIJ12 het onderzoeksrapport “Effectiviteit van maatwerkbeheer en een virtueel hekwerk op verkeersslachtoffers onder reeën”, uitgevoerd door WENR. Eén van de hoofdconclusies uit het onderzoek luidt: “Er is geen significante afname in het aantal aanrijdingen met reeën aangetoond als gevolg van het maatwerkbeheer. Er zijn geen aanwijzingen dat het afschot leidt tot veranderingen in de relatieve dichtheden van reeën rond de weg en/of de vorming van een ‘landscape of fear’ dat de dieren ertoe beweegt de gebieden langs de weg te mijden.” (blz. 58).

Naar aanleiding van bovenstaande heeft de fractie Partij voor de Dieren de volgende vragen:

  1. Heeft u kennisgenomen van het onderzoek? Welke inzichten/uitkomsten worden meegenomen in het binnenkort vast te stellen Omgevingsprogramma Faunabeleid en Monitoring (OFM)?

    Antwoord: Ja, wij hebben kennisgenomen van het onderzoek. Bij maatwerkbeheer wordt de reeënpopulatie intensiever verkleind langs de weg waar veel aanrijdingen plaatsvinden, door daar in smalle stroken meer afschot te realiseren dan in het achterliggende gebied. Een virtueel hekwerk bestaat uit sensoren in wegbermen, die geactiveerd worden door de koplampen van naderende voertuigen. Vervolgens wordt een licht- en geluidsignaal afgegeven richting de berm en het achterland, dat dieren moet afschrikken om de weg over te steken. Als deze aanpakken nog een aantal jaren hadden kunnen plaatsvinden, had met meer zekerheid vastgesteld kunnen worden of deze wel of geen effect hebben. De onderzoekers geven aan dat meer meetjaren noodzakelijk zijn om dit vast te stellen. De praktische uitvoerbaarheid om het noodzakelijk 2 van 3 geachte afschot alleen langs smalle stroken langs de weg te realiseren wordt in het rapport bediscussieerd. Deze aanpakken kunnen meegenomen worden in het toekomstige reeënbeheer, om nader inzicht te krijgen in de effectiviteit van de methoden. Dit kan door deze methoden op te nemen in de jaarlijkse werkplannen zoals die nu per WBE worden opgesteld en waarmee richting gegeven wordt aan de uitvoering van maatregelen ter voorkoming van aanrijdingen. En ook via het in het OFM in pilotvorm opgenomen adaptief beheermodel. Voor verdere uitleg over dat model, verwijzen wij u naar het OFM.
  2. Hoeveel reeën zijn er in 2023 afgeschoten uitgesplitst naar aantallen behorend tot respectievelijk maatwerkbeheer, schadevoorkoming natuur, schadevoorkoming landbouw en populatiebeheer?

    Antwoord: Wij kunnen hier alleen uitspraken over doen binnen de provincie Utrecht. In onze provincie worden reeën enkel geschoten ten behoeve van het verminderen van aanrijdingen (populatiebeheer). Dus niet ter voorkoming van landbouwschade, noch ter voorkoming van natuurschade. Het gaat in 2023 om 896 dieren, zie jaarverslag FBE uit 2023 (FBE Utrecht Jaarverslag 2023_V2_110624_Low-res.pdf (faunabeheereenheid.nl)). In 2023 is er geen maatwerkbeheer geweest. De proef liep in 2021 en 2022. In die periode zijn er 19 reeën geschoten in 2021 en 10 in 2022 op onderzoekslocatie MB1. Dat is de locatie die binnen de provincie Utrecht valt.
  3. M.b.t. de aantallen vallend onder maatwerkbeheer: bent u voornemens de conclusie van het onderzoek, waaruit blijkt dat maatwerkafschot niet leidt tot minder aanrijdingen, direct te integreren in provinciaal beleid? Denk aan aanpassing van de ontheffing en beschrijving van het beleid in het aankomende OFM?

    Antwoord:
    Zie antwoord op vraag 1.
  4. Hoeveel schade door reeën is er geregistreerd in 2023, uitgesplitst naar aantallen meldingen en bedragen in schade natuur, schade landbouw en verkeersschade?

    Antwoord: Schade aan natuur wordt niet door BIJ12 Faunazaken vergoed en dienovereenkomstig niet getaxeerd en geregistreerd. Wel geven zowel particuliere boseigenaren als terreinbeherende instanties primair op de Utrechtse Heuvelrug aan dat begrazingsdruk door reeën aan de bosverjonging in de natuur zo hoog is, dat dit negatieve gevolgen heeft voor de bosontwikkeling en de omvorming naar klimaatadaptieve bossen. Daarom is in het OFM voorgesteld om bij te dragen aan een monitoringsinitiatief vanuit de wildbeheereenheden en terreinbeheerders en in samenwerking met de FBE. Schade aan landbouwgewassen zijn er sinds 2014 binnen de provincie Utrecht niet getaxeerd (Monitorfaunaschade - BIJ12). Het aantal afgehandelde ree-verkeersslachtoffers door Stichting valwild in de provincie Utrecht in 2023 is 306: JAARVERSLAG SVU 2023.pdf (faunabeheereenheid.nl).

Op blz. 26 en 27 van het onderzoek lezen we dat de maatregel ‘verlaging van de stand door afschot in het gehele omliggende leefgebied’ zeer frequent toegepast is, maar dat de effectiviteit ervan slechts incidenteel onderzocht is. Ook in het Hoefdierenadvies provincie Utrecht (2023) wordt gesteld dat de relatie tussen afschot en populatiedichtheid (en voortvloeiend het effect op verkeersveiligheid) onvoldoende aangetoond is.

5. Bent u van mening dat er op dit moment nog voldoende onderbouwing is om populatiebeheer en maatwerkbeheer toe te staan? Zo ja, op basis van welke wetenschappelijke onderbouwing? Zo nee, bent u bereid de ontheffing per direct zodanig te wijzigen dat deze afschotmogelijkheden niet meer toegestaan zij?

Antwoord: Ja, wij zijn van mening dat er voldoende onderbouwing is om populatiebeheer toe te staan en dat dit kan bijdragen aan het verminderen van aanrijdingen. In 2010 heeft WENR middels haar rapport: ‘Factoren bij aanrijdingen met wilde hoefdieren op de Veluwe’ (139302 (wur.nl)) reeds aangetoond dat de aanrijdingen een weerspiegeling zijn van de dichtheid aan hoefdieren en dit verband het duidelijkst is met ree (en wild zwijn). En dit in samenhang kan worden verklaard door hun seizoen- en dagritmen en de daarmee samenhangende voedseltochten. Het geslacht en de leeftijd van de dieren kunnen daarbij een rol spelen, maar ook het aanbod aan mast (eikels en beukenoten). Ook hangt het risico van een aanrijding samen met de aanwezigheid van het habitattype ‘bos’ in de nabijheid van de weg, met de breedte van de weg en het verkeersvolume. Om specifiek ook voor de Utrechtse situatie inzage te krijgen in de relatie tussen dichtheden en aanrijdingen heeft de provincie Utrecht samen met haar Faunabeheereenheid in 2011 opdracht gegeven aan onderzoeksbureau Terra Salica dit te onderzoeken. De resultaten zijn vastgelegd in het rapport: ‘Pas op: overstekend wild. Aanrijdingen met reeën in Utrecht’, Schoon, C.F., 2011, Terra Salica, Vaassen (Eindrapport Onderzoek Valwild Utrecht (over-reeen.nl)). De auteur komt, net als op de Veluwe, tot de conclusie dat ook in Utrecht de groei van het aantal aanrijdingen in belangrijke mate verklaard wordt door de groei van de populatie reeën; hoe meer reeën er zijn, des te groter is de kans op een aanrijding. Bovendien weerspiegelt het patroon in aanrijdingen het activiteitenpatroon van het ree; zowel naar seizoen als naar etmaal. De aanrijdingen doen zich met name voor op die weggedeelten waar zich binnen een straal van 50 meter akkerland, bos en/of heide bevindt. Kortom: door de groei van de populatie te verminderen via afschot, in combinatie met mitigerende maatregelen zoals rasters en ecoducten, kan het aantal aanrijdingen worden teruggebracht. Maatwerkbeheer is onderdeel van populatiebeheer (het aantal dieren dat gedood mag worden blijft gelijk, alleen de intensiteit van afschot ligt hoger langs wegen) en derhalve ook beschouwd als effectief en staan wij toe.

Bij voorbaat dank voor de beantwoording.

Jesseka Batteau

Partij voor de Dieren

Indiendatum: 5 jun. 2024
Antwoorddatum: 9 jul. 2024

Geacht college van GS,

Op 30 mei 2024 publiceerde BIJ12 het onderzoeksrapport “Effectiviteit van maatwerkbeheer en een virtueel hekwerk op verkeersslachtoffers onder reeën”, uitgevoerd door WENR. Eén van de hoofdconclusies uit het onderzoek luidt: “Er is geen significante afname in het aantal aanrijdingen met reeën aangetoond als gevolg van het maatwerkbeheer. Er zijn geen aanwijzingen dat het afschot leidt tot veranderingen in de relatieve dichtheden van reeën rond de weg en/of de vorming van een ‘landscape of fear’ dat de dieren ertoe beweegt de gebieden langs de weg te mijden.” (blz. 58).

Naar aanleiding van bovenstaande heeft de fractie Partij voor de Dieren de volgende vragen:

  1. Heeft u kennisgenomen van het onderzoek? Welke inzichten/uitkomsten worden meegenomen in het binnenkort vast te stellen Omgevingsprogramma Faunabeleid en Monitoring (OFM)?

    Antwoord: Ja, wij hebben kennisgenomen van het onderzoek. Bij maatwerkbeheer wordt de reeënpopulatie intensiever verkleind langs de weg waar veel aanrijdingen plaatsvinden, door daar in smalle stroken meer afschot te realiseren dan in het achterliggende gebied. Een virtueel hekwerk bestaat uit sensoren in wegbermen, die geactiveerd worden door de koplampen van naderende voertuigen. Vervolgens wordt een licht- en geluidsignaal afgegeven richting de berm en het achterland, dat dieren moet afschrikken om de weg over te steken. Als deze aanpakken nog een aantal jaren hadden kunnen plaatsvinden, had met meer zekerheid vastgesteld kunnen worden of deze wel of geen effect hebben. De onderzoekers geven aan dat meer meetjaren noodzakelijk zijn om dit vast te stellen. De praktische uitvoerbaarheid om het noodzakelijk 2 van 3 geachte afschot alleen langs smalle stroken langs de weg te realiseren wordt in het rapport bediscussieerd. Deze aanpakken kunnen meegenomen worden in het toekomstige reeënbeheer, om nader inzicht te krijgen in de effectiviteit van de methoden. Dit kan door deze methoden op te nemen in de jaarlijkse werkplannen zoals die nu per WBE worden opgesteld en waarmee richting gegeven wordt aan de uitvoering van maatregelen ter voorkoming van aanrijdingen. En ook via het in het OFM in pilotvorm opgenomen adaptief beheermodel. Voor verdere uitleg over dat model, verwijzen wij u naar het OFM.
  2. Hoeveel reeën zijn er in 2023 afgeschoten uitgesplitst naar aantallen behorend tot respectievelijk maatwerkbeheer, schadevoorkoming natuur, schadevoorkoming landbouw en populatiebeheer?

    Antwoord: Wij kunnen hier alleen uitspraken over doen binnen de provincie Utrecht. In onze provincie worden reeën enkel geschoten ten behoeve van het verminderen van aanrijdingen (populatiebeheer). Dus niet ter voorkoming van landbouwschade, noch ter voorkoming van natuurschade. Het gaat in 2023 om 896 dieren, zie jaarverslag FBE uit 2023 (FBE Utrecht Jaarverslag 2023_V2_110624_Low-res.pdf (faunabeheereenheid.nl)). In 2023 is er geen maatwerkbeheer geweest. De proef liep in 2021 en 2022. In die periode zijn er 19 reeën geschoten in 2021 en 10 in 2022 op onderzoekslocatie MB1. Dat is de locatie die binnen de provincie Utrecht valt.
  3. M.b.t. de aantallen vallend onder maatwerkbeheer: bent u voornemens de conclusie van het onderzoek, waaruit blijkt dat maatwerkafschot niet leidt tot minder aanrijdingen, direct te integreren in provinciaal beleid? Denk aan aanpassing van de ontheffing en beschrijving van het beleid in het aankomende OFM?

    Antwoord:
    Zie antwoord op vraag 1.
  4. Hoeveel schade door reeën is er geregistreerd in 2023, uitgesplitst naar aantallen meldingen en bedragen in schade natuur, schade landbouw en verkeersschade?

    Antwoord: Schade aan natuur wordt niet door BIJ12 Faunazaken vergoed en dienovereenkomstig niet getaxeerd en geregistreerd. Wel geven zowel particuliere boseigenaren als terreinbeherende instanties primair op de Utrechtse Heuvelrug aan dat begrazingsdruk door reeën aan de bosverjonging in de natuur zo hoog is, dat dit negatieve gevolgen heeft voor de bosontwikkeling en de omvorming naar klimaatadaptieve bossen. Daarom is in het OFM voorgesteld om bij te dragen aan een monitoringsinitiatief vanuit de wildbeheereenheden en terreinbeheerders en in samenwerking met de FBE. Schade aan landbouwgewassen zijn er sinds 2014 binnen de provincie Utrecht niet getaxeerd (Monitorfaunaschade - BIJ12). Het aantal afgehandelde ree-verkeersslachtoffers door Stichting valwild in de provincie Utrecht in 2023 is 306: JAARVERSLAG SVU 2023.pdf (faunabeheereenheid.nl).

Op blz. 26 en 27 van het onderzoek lezen we dat de maatregel ‘verlaging van de stand door afschot in het gehele omliggende leefgebied’ zeer frequent toegepast is, maar dat de effectiviteit ervan slechts incidenteel onderzocht is. Ook in het Hoefdierenadvies provincie Utrecht (2023) wordt gesteld dat de relatie tussen afschot en populatiedichtheid (en voortvloeiend het effect op verkeersveiligheid) onvoldoende aangetoond is.

5. Bent u van mening dat er op dit moment nog voldoende onderbouwing is om populatiebeheer en maatwerkbeheer toe te staan? Zo ja, op basis van welke wetenschappelijke onderbouwing? Zo nee, bent u bereid de ontheffing per direct zodanig te wijzigen dat deze afschotmogelijkheden niet meer toegestaan zij?

Antwoord: Ja, wij zijn van mening dat er voldoende onderbouwing is om populatiebeheer toe te staan en dat dit kan bijdragen aan het verminderen van aanrijdingen. In 2010 heeft WENR middels haar rapport: ‘Factoren bij aanrijdingen met wilde hoefdieren op de Veluwe’ (139302 (wur.nl)) reeds aangetoond dat de aanrijdingen een weerspiegeling zijn van de dichtheid aan hoefdieren en dit verband het duidelijkst is met ree (en wild zwijn). En dit in samenhang kan worden verklaard door hun seizoen- en dagritmen en de daarmee samenhangende voedseltochten. Het geslacht en de leeftijd van de dieren kunnen daarbij een rol spelen, maar ook het aanbod aan mast (eikels en beukenoten). Ook hangt het risico van een aanrijding samen met de aanwezigheid van het habitattype ‘bos’ in de nabijheid van de weg, met de breedte van de weg en het verkeersvolume. Om specifiek ook voor de Utrechtse situatie inzage te krijgen in de relatie tussen dichtheden en aanrijdingen heeft de provincie Utrecht samen met haar Faunabeheereenheid in 2011 opdracht gegeven aan onderzoeksbureau Terra Salica dit te onderzoeken. De resultaten zijn vastgelegd in het rapport: ‘Pas op: overstekend wild. Aanrijdingen met reeën in Utrecht’, Schoon, C.F., 2011, Terra Salica, Vaassen (Eindrapport Onderzoek Valwild Utrecht (over-reeen.nl)). De auteur komt, net als op de Veluwe, tot de conclusie dat ook in Utrecht de groei van het aantal aanrijdingen in belangrijke mate verklaard wordt door de groei van de populatie reeën; hoe meer reeën er zijn, des te groter is de kans op een aanrijding. Bovendien weerspiegelt het patroon in aanrijdingen het activiteitenpatroon van het ree; zowel naar seizoen als naar etmaal. De aanrijdingen doen zich met name voor op die weggedeelten waar zich binnen een straal van 50 meter akkerland, bos en/of heide bevindt. Kortom: door de groei van de populatie te verminderen via afschot, in combinatie met mitigerende maatregelen zoals rasters en ecoducten, kan het aantal aanrijdingen worden teruggebracht. Maatwerkbeheer is onderdeel van populatiebeheer (het aantal dieren dat gedood mag worden blijft gelijk, alleen de intensiteit van afschot ligt hoger langs wegen) en derhalve ook beschouwd als effectief en staan wij toe.

Bij voorbaat dank voor de beantwoording.

Jesseka Batteau

Partij voor de Dieren