Vragen over afschot reeën
Indiendatum: apr. 2019
Geacht college van Gedeputeerde Staten,
Toelichting
Deze week maakte BIJ12 bekend met een proef te starten om aanrijdingen met reeën te verminderen[1]. Het plan is om meer reeën af te schieten rond de zogenaamde ‘hotspots’, plekken waar veel aanrijdingen voorkomen.
Vragen
- Is het college op de hoogte van deze proef? Is deze proef afgestemd met de provincie? Wie waren hier nog meer bij betrokken?
- Wat vindt het college van de plannen voor extra afschot van reeën in onze provincie?
- Is het college het met ons eens dat deze proef niet in lijn is met de “Leidraad verminderen aanrijdingen reeën”[2] - waarbij juist wordt gekeken naar andere (maatwerk) maatregelen voor de hotspots en waarbij afschot slechts een laatste middel is – en dat er veel meer moet worden ingezet op andere preventieve maatregelen?
- Het verlagen van de snelheid rond hotspots is de meest effectieve, goedkoopste en meest diervriendelijke oplossing. Daarvoor is in 2012 een motie van ons aangenomen[3]. Kan het college aangeven hoe zij nu tegen deze motie aankijkt?
- Kan het college aangeven hoe aan de genoemde motie uitvoering is gegeven? Zijn er voorbeelden waar snelheidsverlaging is toegepast om aanrijdingen en letsel voor mens en dier te voorkomen?
- Is GS met ons van mening dat afschot juist contraproductief werkt, omdat door deze bejaging de dieren verstoord worden en daardoor mede naar plekken gedreven worden waar ze normaal niet (of minder) zouden verschijnen?
- Is GS bereid om snelheidsverlaging als maatregel toe te passen rondom de ‘hotspots’ om zodoende leed voor mens en dier te voorkomen?
Namens de Partij voor de Dieren en hoogachtend,
Willem van der Steeg
[1] https://www.bij12.nl/nieuws/bij12-start-proef-om-aanrijdingen-met-reeen-te-verminderen/
[2] https://www.zoogdiervereniging.nl/sites/default/files/imce/nieuwesite/Zoogdiersoorten/Ree/downloads/DB_Leidraad%20Ree%C3%ABn_LR%232.pdf
[3] https://utrecht.partijvoordedieren.nl/moties/motie-over-preventieve-maatregelen-wildaanrijdingen
Indiendatum:
apr. 2019
Antwoorddatum: 4 jun. 2019
Toelichting:
Naar
aanleiding van een bekendmaking van BIJ12 over de start van een proef
om aanrijdingen met reeën te verminderen,
heeft u de volgende vragen gesteld.
1.
Is het college op de hoogte van deze proef? Is deze proef afgestemd
met de provincie? Wie waren hier nog
meer bij betrokken?
1.
Antwoord:
De
opdrachtgever van deze proef is BIJ12. Provincie Utrecht is vanaf het
begin betrokken geweest en heeft
zitting in zowel de begeleidingsgroep als de klankbordgroep. In de
begeleidingsgroep zijn vertegenwoordigd
de betrokken provincies, de Faunabeheereenheid, de jagersvereniging, Environmental
Research (WUR; voorheen Alterra) en wordt voorgezeten door BIJ12. In
de klankbordgroep
zijn vertegenwoordigd: de Zoogdiervereniging, Staatsbosbeheer,
Stichting Wildaanrijdingen
Nederland, Vereniging Het Reewild, de Jagersvereniging,
Faunabeheereenheid, WUR
en Provincie. Ook de Klankbordgroep wordt voorgezeten door BIJ12.
2.
Wat vindt het college van de plannen voor extra afschot van reeën in
onze provincie?
2.
Antwoord:
De
opdracht aan WUR behelst twee onderzoeken: een onderzoek naar de
effectiviteit van virtueel hekwerk
(aankomend verkeer activeert geluid- en lichtsignalen die reeën
moeten afschrikken) en een onderzoek
naar de effectiviteit van maatwerkbeheer. Het eerste onderzoek vindt
plaats in Gelderland (Achterhoek);
het tweede op een locatie in Gelderland (Achterhoek) en een locatie
in Utrecht (zuidoostelijke
Heuvelrug). In het laatste gebied is de Bergweg tussen Amerongen en
Overberg het referentiegebied,
en de N416 tussen Rhenen en Veenendaal het gebied met aangepast
beheer. Bij het maatwerkbeheer zal beheer plaatsvinden langs de
infrastructuur. Dat beheer bestaat uit gericht afschot
in stroken direct langs de weg. Gedurende de jaren 2019 en 2020 wordt
de huidige situatie, zonder
aangepast beheer, bepaald. Mede op basis daarvan wordt de omvang van
het aangepaste beheer
bepaald dat in 2021 en 2022 wordt uitgevoerd. Dat beheer zal de
populatie-omvang zoals beschreven
in het Faunabeheerplan niet beïnvloeden. Het Faunabeheerplan is door
Gedeputeerde staten
goedgekeurd en wordt door.het college onverminderd gesteund.
3.
Is het college het met ons /eens dat deze proef niet in lijn is met
de "Leidraad verminderen aanrijdingen reeën"
waarbij juist wordt gekeken naar andere (maatwerk) maatregelen voor
de hotspots en waarbij afschot
slechts een laatste middel is en dat er veel meer moet worden ingezet
op andere preventieve maatregelen?
3.
Antwoord:
De
proef is deels in lijn met genoemde leidraad. Het betreft een proef
waarbij zowel gekeken wordt naar
virtueel hekwerk als naar aangepast beheer. Het eerste is
overduidelijk een alternatief voor afschot;
het tweede is een poging om populatiebeheer dat sowieso plaatsvindt,
op een andere locatie uit
te voeren waardoor naar verwachting het aantal aanrijdingen
vermindert.
4.
Het verlagen van de snelheid rond hotspots is de meest effectieve,
goedkoopste en meest diervriendelijke
oplossing. Daarvoor is in 2012 een motie van ons aangenomen. Kan het
college aangeven
hoe zij nu tegen deze motie aankijkt?
4.
Antwoord:
De
beschouwing over het verlagen van de snelheid is opgenomen in de
notitie Snelheidsregimes op provinciale
wegen (vastgesteld januari 2017) en het programma Oversteekbaarheid
fauna 2017 - 2020 (vastgesteld
juni 2017). In het programma Oversteekbaarheid fauna 2017 - 2020 is
opgenomen welke maatregelen
de provincie het meest geschikt acht voor het voorkomen van
ongevallen met groot wild. "Uit
het oogpunt van effectiviteit en begrijpelijkheid voor de
weggebruiker acht de provincie Utrecht de volgende
verkeersmaatregelen de meeste geschikte ter voorkomen van
aanrijdingen met groot wild:
1.
Het inrichten van oversteekplaatsen met een wilddetectiesysteem,
bestaande uit een verkeersbord J27
en verkeersbord A 1 met dynamische verlaging van de maximumsnelheid
(bord A 1) tot 60 kmlu op het
moment dat het dier gedetecteerd wordt, in combinatie met maatregelen
zoals rasters en wildrooster
om het wild naar de oversteekplaatsen te geleiden.
2.
Het tijdelijk plaatsen van (motto)borden gedurende specifieke
perioden in het jaar waarin de kans op aanrijdingen
duidelijk groter is dan normaal (bijvoorbeeld de bronsttijd),
eventueel in combinatie met verkeersborden
A4 met een adviessnelheid van 60 km/u.
Het
instellen van een permanente verlaging van de maximumsnelheid is een
minder geschikte maatregelen
om wildongevallen op gebiedsontsluitingswegen tegen te gaan.
Belangrijkste overging hierbij
is dat de oversteekproblematiek rondom groot wild in veel gevallen
seizoens- en tijdstipgebonden
is. Dit betekent dat een permanente snelheidsverlaging een groot deel
van de dag of zelfs
van het jaar geen functie heeft, wat de acceptatie van een dergelijke
maatregel niet ten goede komt.
De provincie Utrecht gaat terughoudend om met het toepassen
van snelheidsverlagingen op het haar
wegen, voor meer informatie hierover zie de notitie 'Snelheidsregimes
op provinciale wegen', vastgesteld
op 24 januari 2017."
De
functie, de vorm en het gebruik van een weg moeten met elkaar in
evenwicht zijn; het snelheidsregime
dient hierop te worden afgestemd. De provincie gaat terughoudend om
met de verlaging
van de maximumsnelheid op haar wegen ("nee, tenzij ... ")
omwille van de doorstroming en de begrijpelijkheid
en geloofwaardigheid voor de weggebruiker. Dit heeft de volgende
redenen:
1.
Snelheid is niet altijd het (hoofd)probleem. In een aantal gevallen
is niet zozeer de snelheid van het verkeer als wel de verkeersdruk
(intensiteiten) de oorzaak van de ervaren problemen.
2.
De weginrichting (breedte, wegverloop, aanwezigheid van voorzieningen
voor fietsers en bromfietsers)
maken verlaging van de maximumsnelheid ongeloofwaardig.
3.
Aan het toepassen van snelheidsremmende maatregelen (bijvoorbeeld
drempels en plateaus) kleven
nadelen: comfortverlies (met name voor buspassagiers) en/of hinder
voor de omgeving (bijvoorbeeld
trillings- en geluidhinder).
4.
Weggebruikers kunnen het gevoel krijgen (nodeloos) tijd te verliezen
en als gevolg daarvan verkeersonveilig
gedrag vertonen: overschrijding van het maximumsnelheid en gevaarlijk
inhaalgedrag, het
sneller rijden op andere delen van de rit/route, het kiezen voor
sluiproutes.
5.
Snelheidsverlagingen kunnen leiden tot tijdverlies en daarmee extra
exploitatielasten voor het openbaar
vervoer.
6.
Het Openbaar Ministerie en de politie zijn niet bereid te handhaven
op wegen waar de inrichting en het
snelheidsregime in hun ogen te veel afwijken van de functie van de
weg.
5.
Kan het college aangeven hoe aan de genoemde motie uitvoering is
gegeven? Zijn er voorbeelden waar
snelheidsverlaging is toegepast om aanrijdingen en letsel voor mens
en dier te voorkomen?
5.
Antwoord:
Zie
de beantwoording onder vraag 4.
De
afgelopen jaren zijn in overleg met de reewildbeheercommissies, de
terreinbeheerders, de wegbeheerders
bij provincie en Rijk en enkele gemeenten de volgende maatregelen
uitgevoerd
a.
blauwe wildspiegels zijn geplaatst langs alle relevante trajecten op
de Utrechtse Heuvelrug en het Kromme
Rijngebied bij provinciale wegen en rijkswegen
b.
scheiding van verkeer en natuur is op bepaalde trajecten m.b.v. grote
faunatunnels, ecoducten en rasters
gerealiseerd
c.
Rijkswaterstaat heeft alle relevante trajecten op de Heuvelrug, in
het Kromme Rijngebied en in de Vallei
van wildkerend raster voorzien. De laatste aanvullingen o.a. bij
Bunnik zijn van het najaar 2018.
d.
er worden extra waarschuwingsborden geplaatst in het voorjaar wanneer
reeën vaker dan gemiddeld
oversteken
e.
er worden extra waarschuwingsborden geplaatst bij boswerkzaamheden
die verstoring van reeën veroorzaken f.
waar nodig wordt door de terreinbeheerders en wegenbeheerders
ondergroei langs de wegen verwijderen
om zicht van de automobilist op de omgeving te verbeteren
g.
tijdens de droge zomer van 2018 zijn er plaatselijk waterbakken
neergezet om te voorkomen dat reeën
zich onnodig over grotere afstand zouden verplaatsen
h.
gemeenten Utrechtse heuvelrug en Leusden hebben een plan in
uitvoering om wildaanrijdingen terug
te dringen op de lokale wegen. De gemeente Soest heeft op divers
trajecten blauwe wildspiegels geplaatst
i.
In gebieden waar de verspreiding van reeën groter wordt, zoals in de
Lopikerwaard, wordt dit goed gevolgd
en waar nodig maatregelen uitgevoerd, zoals het plaatsen van rasters
bij rijkswegen.
6.
Is GS met ons van mening dat afschot juist contraproductief werkt,
omdat door deze bejaging de dieren
verstoord worden en daardoor mede naar plekken gedreven worden waar
ze normaal niet (of minder)
zouden verschijnen?
6.
Antwoord:
Nee,
de verwachting is dat door het beheer dicht bij de weg te laten
plaatsvinden de reeën hier minder zullen
verblijven en zich meer ophouden in de gebieden verder weg van de
weg.
7.
Is GS bereid om snelheidsverlaging als maatregel toe te passen rondom
de 'hotspots' om zodoende leed
voor mens en dier te voorkomen?
7.
Antwoord:
Het
college beschouwt het instellen van een permanente verlaging van de
maximumsnelheid als een minder
geschikte maatregel om wildongevallen rondom hotspotlocaties tegen te
gaan. Zie verder de beantwoording
onder vraag 4 en 5.
Wij staan voor:
Interessant voor jou
Vragen over verdwijning van bosgebied
Lees verderVragen over mestfabrieken
Lees verder