Schrif­te­lijke vragen over Jacht op percelen kleiner dan 40 hectare


Indiendatum: 19 jul. 2021

Geacht College van Gedeputeerde Staten,

Op 8 juli jongstleden heeft u besloten een ontheffing te verlenen aan de Stichting Faunabeheereenheid Utrecht, voor gebruik van het geweer op jachtvelden met een aaneengesloten oppervlakte van minder dan 40 hectare per jachthouder. De aanvrager heeft verzocht om de ontheffing, omdat de percelen van fruittelers in de wildbeheereenheden Kromme Rijn en Tussen Vecht en Oude Rijn doorgaans een oppervlakte hebben van minder dan 40 hectare en dat jachthouders in die gevallen afhankelijk zijn van grondgebruikersverklaringen van eigenaren van aanpalende percelen. Er wordt gesteld dat deze in de praktijk lastig te verkrijgen zijn. Om die reden zou de eerder afgegeven ontheffing spreeuw, zaakkenmerk Z-WNB-BSB-2020-0909, niet kunnen worden gebruikt.

Naar aanleiding van bovenstaande hebben wij de volgende vragen.

1. In hoeverre bent u van mening dat, als het inderdaad lastig is grondgebruikersverklaringen te verkrijgen van eigenaren van aangrenzende percelen, deze eigenaren kennelijk de noodzaak van afschot ten behoeve van schadebestrijding, niet delen met de Stichting Faunabeheereenheid Utrecht?

2. In hoeverre is er rekening gehouden met de kennelijke bezwaren van deze eigenaren?

3. Bent u met deze eigenaren in gesprek gegaan om de bezwaren te inventariseren? Zo nee, waarom niet?

4. Zo ja, waaruit bestaan de bezwaren?

5. Is de ontheffing om het geweer te gebruiken op jachtvelden kleiner dan 40 ha exclusief gekoppeld aan de eerder verleende ontheffing met betrekking tot de spreeuw of betekent het afgeven van de betreffende ontheffing dat het de facto ook mogelijk wordt om op percelen kleiner dan 40 hectare op de zogeheten ‘vrij bejaagbare soorten’ te jagen?[1] (De ontheffing is hier o.i. onduidelijk over).

6. Zo ja, hoe rijmt u dit met de op 11 november 2020 aangenomen motie 103 ‘Bescherm haas en konijn’, waarin PS uitspreken dat het wenselijk is de jacht op haas en konijn te staken en deze soorten van de landelijke wildlijst af te halen?

7. Heeft de ontheffing met betrekking tot het jachtveldvereiste provinciebrede werking? (De ontheffing is hier o.i. onduidelijk over). Zo ja, waarom?


Namens de Partij voor de Dieren en hoogachtend,

Willem van der Steeg

Hiltje Keller


[1] Fazant, wilde eend, houtduif, haas en konijn

Indiendatum: 19 jul. 2021
Antwoorddatum: 2 sep. 2021

1. In hoeverre bent u van mening dat, als het inderdaad lastig is grondgebruikersverklaringen te verkrijgen van eigenaren van aangrenzende percelen, deze eigenaren kennelijk de noodzaak van afschot ten behoeve van schadebestrijding, niet delen met de Stichting Faunabeheereenheid Utrecht?
Antwoord:
De wetgever heeft er in voorzien dat in die gevallen waarin niet voldaan kan worden aan het zogenaamde oppervlaktecriterium (aaneengesloten oppervlakte van ten minste 40 ha) de wettelijke mogelijkheid bestaat om ontheffing te verlenen van dit verbod ter voorkoming van onevenredig nadeel. Het gaat in dit geval veelal om percelen die tegen wegen of in of tegen verstedelijkte zones, bebouwde kommen zijn gesitueerd en daarom niet kunnen voldoen aan deze eis, en dus niet zozeer om de bereidheid van aangrenzende grondgebruikers die geen verklaring willen afgeven. Omdat deze fruitbedrijven (steenvruchten, met name kersen) gemiddeld circa 1,75 hectare groot zijn en vaak gelegen zijn zoals hiervoor geschetst, hebben wij besloten om voor deze specifieke fruitteelt in twee wildbeheereenheden (Kromme Rijn en Tussen Vecht en Oude Rijn) een ontheffing te verlenen van deze eis.

2. In hoeverre is er rekening gehouden met de kennelijke bezwaren van deze eigenaren?
3. Bent u met deze eigenaren in gesprek gegaan om de bezwaren te inventariseren? Zo nee, waarom niet?
4. Zo ja, waaruit bestaan de bezwaren?
Antwoord 2 t/m 4:
Wij zijn van tevoren niet in gesprek gegaan met deze grondgebruikers, zie ons antwoord op vraag 1. Na publicatie van de ontheffing zijn we benaderd door de gemeente Utrecht die tegen afschot van spreeuwen binnen haar grenzen is. Er ligt één boomgaard op het grondgebied van de gemeente Utrecht. We zijn hierover in gesprek met de gemeente.

5. Is de ontheffing om het geweer te gebruiken op jachtvelden kleiner dan 40 ha exclusief gekoppeld aan de eerder verleende ontheffing met betrekking tot de spreeuw of betekent het afgeven van de betreffende
ontheffing dat het de facto ook mogelijk wordt om op percelen kleiner dan 40 hectare op de zogeheten 'vrij bejaagbare soorten' te jagen?1 (De ontheffing is hier o.i. onduidelijk over).
Antwoord:

De ontheffing is gekoppeld aan de ontheffing spreeuw, niet aan 'vrij bejaagbare soorten'. (zie ook ons antwoord op vraag 6)

6. Zo ja, hoe rijmt u dit met de op 11 november 2020 aangenomen motie 103 'Bescherm haas en konijn', waarin PS uitspreken dat het wenselijk is de jacht op haas en konijn te staken en deze soorten van de landelijke wildlijst af te halen?
Antwoord:

Jacht en beheer & schadebestrijding zijn wettelijk gezien twee afzonderlijke beheerregimes. Bij jacht gaat het om het benutten van diersoorten(= ministeriele bevoegdheid), beheer en schadebestrijding is erop gericht om schade te voorkomen; het ondersteunend afschot als verjaagmethode heeft tot doel om de effectiviteit van de verjaging te vergroten (= provinciale bevoegdheid). Dit besluit heeft betrekking op beheer en schadebestrijding, niet op jacht waar motie 103 betrekking op heeft.

7. Heeft de ontheffing met betrekking tot het jachtveldvereiste provinciebrede werking? (De ontheffing is hier o.i. onduidelijk over). Zo ja, waarom?
Antwoord:

Nee; aangezien de (aanvullende) ontheffing is gekoppeld aan de ontheffing spreeuw is deze slechts toegestaan in de werkgebieden van de wildbeheereenheden Kromme Rijn en Tussen Vecht en Oude Rijn.